Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

 

Een fragment uit
De blik van Medusa
door Natalie Haynes, vertaald door Henny Corver en FvdW


Gorgoneion

Hij ontkwam natuurlijk. Geholpen door al zijn goden wist Perseus te ontsnappen. En ik ook, hoewel niemand de zaak ooit zo bekijkt. Ik liet het sterfelijk lichaam achter dat me zwak en kwetsbaar had gemaakt en ontsnapte naar... ja, naar wat precies? Een nieuw leven? Kom nou, dit is geen leven. Het is de dood. Je kunt toch niet vergeten zijn dat Medusa in tweeën gehakt is door deze man, deze held. Nu is ze dood en wordt ze betreurd door haar liefhebbende zusters, en ik ben, nou ja, dit: het geroofde hoofd. De verborgen trofee.

De slangen zitten stevig om me heen gewikkeld: ze beschermen me nog steeds. Maar we zitten allemaal verborgen in deze kibisis, die Perseus meedraagt om hem te vrijwaren voor gevaar. Hij klaagt aldoor over het gewicht van de tas.Terwijl er niemand in de buurt is die naar hem kan luisteren. Hij jammert almaar voor zich uit dat hij zo zwaar en lastig te dragen is. Ik zou graag tegen hem zeggen: als het zo onhandig is om iemands hoofd mee te slepen in een tas, had je dat beter kunnen bedenken voordat je diegene onthoofdde. En dus zeg ik dat ook. Hij reageert niet en ik neem aan dat hij het niet gehoord heeft. Misschien werkt het goud geluiddempend of misschien hoort hij niet goed meer sinds Euryale in zijn miezerige stervelingenoren heeft geloeid. Maar hij staakt zijn geklaag, dus misschien heeft hij me toch gehoord.

Athene heeft hem ergens achtergelaten en nu is hij daarvandaan te voet verdergegaan en waarschijnlijk wil hij ook daarover klagen, maar hij draagt nog altijd de sandalen van Hermes, dus dat lopen kan helemaal geen inspanning kosten. Hij wil terug naar een of andere plek, want hij loopt aldoor te mompelen over teruggaan naar Seriphos voor het te laat is. Ik weet niet waar of wat dat is, dus vraag ik het hem, en weer geeft hij geen antwoord. Maar nu loopt hij te emmeren dat hij een boot moet vinden, dus het is overzee. Een eiland? Een haven? Ik wou dat ik het wist.

Hoewel, dat is eigenlijk niet waar, toch? Dat is nog een laatste spoortje van Medusa, die zich werkelijk bekommerde om wat stervelingen wilden en waar ze heen zouden willen gaan. Maar ik? Mij kan het niet schelen of Perseus in leven blijft of sterft, laat staan waar hij naartoe probeert te gaan. Wat voor verschil zou dat maken? Als hij de tas nu openmaakte en ik hem in steen veranderde, wat zou er dan met mij gebeuren? Ik zou hier blijven, in precies dezelfde toestand. Als ik hem niet in steen verander en hij zijn bestemming bereikt, is het toch net zo? Dan ben ik nog altijd het Gorgoneion en is Medusa nog altijd dood.

Dus het interesseert me ook niet bijzonder wanneer hij een schaapherder ziet en de man toeroept of hij hem alsjeblieft wil vertellen waar hij zich nu bevindt. De herder legt hem uit dat hij het koninkrijk van Atlas heeft bereikt, waar het vasteland de hemel overbrugt. Perseus vraagt of de herder hem onderdak kan bieden, maar de man weigert. Zijn stem klinkt zenuwachtig, en ik denk dat dat door mij komt. De herder heeft me natuurlijk niet gezien, maar hij heeft wel in de gaten dat er iets gevaarlijks voor zijn neus staat. Misschien zijn zijn instincten gescherpt doordat hij zijn schapen aldoor beschermt tegen ongeziene roofdieren.

Ik hoor de schapen blaten wanneer Perseus ertussendoor loopt. Ze doen me denken aan de kudde van Euryale. Hij vraagt de man nogmaals om een bed en om eten, en de schaapherder antwoordt dat hij in dienst is van de koning, en dat vreemdelingen zich dus tot hem moeten wenden als ze onderdak nodig hebben. Perseus vraagt welke kant hij uit moet om die koning te spreken te krijgen en de herder wijst hem de weg. Zijn beschrijving is ingewikkeld en bevat een hele reeks oriëntatiepunten. Ik voel dat Perseus geïrriteerd raakt door de uitvoerige informatie die de man hem geeft, en ik zit me net af te vragen waarom hij om hulp vraagt als hij zo ondankbaar is wanneer hij die krijgt, als hij met zijn schouder schudt, zodat de riem van de draagtas eraf glijdt en hij zijn hand naar binnen steekt. Ik zie zijn vingers naar mijn slangen grijpen en ik weet wat hij wil gaan doen en ik vind dat hij onvoorstelbaar kleinzielig is.

Hij tilt me hoog in de lucht en ik knipper een paar keer tegen het plotse felle zonlicht, dat ik meer heb gemist dan ik kan beschrijven. Wanneer keken mijn ogen voor het laatst naar dat licht? Ik heb geen manier meer om de tijd te meten, en dat deed Medusa ook niet meer nadat de vloek haar getroffen had. Ik voel me warm en levend, hoewel ik weet dat ik geen van beide ben. Ik zie alles tegelijk: de uitgestrekte hemel, de met rotsen bezaaide grond, de wuivende boomtoppen. Ik voel de warmte van de zon en het verkoelende briesje en de vingers van Perseus die mijn slangen omklemmen en me omhoog houden als een toorts.

Ik zie de herder.

Hij ziet mij ook. Onze blikken kruisen elkaar niet langer dan een ogenblik, zijn gezicht verandert in een roerloos masker van angst en dan is hij van steen, stilgezet op het punt in de tijd dat hij Perseus tegenkwam. Ik hoor hem – Perseus, een tweevoudige moordenaar nu – naar adem happen wanneer hij ziet hoe snel en dodelijk ik ben. Hij stopt me terug in de kibisis en ik voel een enorme stoot energie in me opwellen. De herder is dood, allemaal door mijn bijzondere vermogen. Waarom zou ik niet genieten van die macht, nu ik die eenmaal heb?

Misschien vraag je je af wat de herder heeft gedaan om zo'n plotseling einde te verdienen. Die vraag geldt voor ons allemaal, ook voor mij. Wat heb ik gedaan? Hij was op de verkeerde plek en kwam de verkeerde persoon tegen. Had ik mijn blik kunnen afwenden? Ja, dat denk je vast. Had ik het gekund? Waarschijnlijk wel. Maar het is duidelijk dat ik het niet deed. Maar had ik hem niet kunnen redden van Perseus en zijn akelig korte lontje?

Ik heb geen zin meer om stervelingen te redden. Ik heb geen zin meer om wie dan ook te redden. Ik heb zin om mijn ogen te openen en alles in me op te nemen wat ik kan zien zodra ik de kans krijg. Ik heb zin om de macht die de godin me heeft gegeven te gebruiken. Ik heb zin om angst te zaaien, waar ik ook ga, waar Perseus ook gaat. Ik heb zin om het monster te worden dat hij van me heeft gemaakt. Daar heb ik zin in.


© Frits van der Waa 2022