Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in de Groene Amsterdammer van 27 juni 1984

Stockhausen volgend jaar maar eens overslaan?

De muziek in het Holland Festival

Voor kulturele omnivoren moet het Holland Festival een ware Tantalus-kwelling zijn. Avond aan avond opera, theater, ballet en muziek (als je dat tenminste kunt betalen), maar steeds met de hinderlijke wetenschap dat je daardoor nog veel meer moois moet missen.

Zelf ben ik een soort vegetariër: ik eet alleen muziek. Toch heeft dat me niet gespaard voor dilemma's. Want de muziek is wel heel onevenwichtig verdeeld over het Holland Festival-programma. Alleen al in Amsterdam zijn er in de eerste twee weken van juni 22 verschillende opera- en muziekprodukties. Veertien daarvan zijn eenmalig; vier andere komen na die periode niet meer terug. En dan laat ik de niet-westerse muziek nog buiten beschouwing.

Na 16 juni wordt het opeens heel rustig: het menu vermeldt nog slechts één opera, vier koncerten en een orgelweek, die zich nauwelijks onderscheidt van de vele orgelkoncerten die het hele jaar door in Amsterdam te horen zijn. Er is dus gelegenheid om even uit te blazen en een korte blik terug te werpen, die uiteraard niet het hele programma kan omvatten.

Neo-romantische inslag

Muziek in het Holland Festival: dat is voor het overgrote deel nieuwe muziek. Dit jaar werd er veel aandacht geschonken aan komponisten van eigen bodem. In de eerste plaats met het Gala van de Nieuwe Nederlandse Muziek, op 6 juni live uitgezonden door de VPRO en volgens het programmaboekje "een doorsnede van het vele goede dat in de laatste jaren door Nederlandse komponisten werd afgeleverd".

Met respekt voor alle goede bedoelingen: zes stukken is niet veel, en goed waren ze ook niet allemaal. De matige Guillotine van Rispens, De Vriend en De Bondt kwam regelrecht uit de school van Louis Andriessen, al overtuigend vertegenwoordigd met De Snelheid. En de gepresenteerde werken van Schat en Keuris hadden een neo-romantische inslag gemeen. Ik noem dat niet representatief. Een dergelijke visie op het Nederlandse komponeren, "muziek van het rechte pad" om het maar even zo te noemen, vind je terug in het totale Holland-Festival-programma.

Grote en goede komposities als De Snelheid en van Vlijmens Quaterni mogen natuurlijk niet ontbreken, maar de meer experimentele muziek was nauwelijks vertegenwoordigd, en dan nog weggestopt in het Claxon Festival dat zich grotendeels in Utrecht afspeelde. Experimenteel is natuurlijk ook het werk van Dick Raaymakers, maar dat heeft naar mijn mening wel erg weinig met muziek te maken. Het is eerder een soort konceptuele kunst, waarin geluid een belangrijke rol speelt, en die theatraal niet altijd even geslaagd is uitgewerkt. Overigens is het volkomen terecht dat Raaymakers' uiterst originele denkbeel. den eens wat extra aandacht krijgen (al komen ze misschien het sterkst naar voren in de programmaboekjes).

Sleutelwoorden in de Holland-Festivalprogramma's zijn kwaliteit en vernieuwing. Die zijn natuurlijk niet altijd de verenigen. Bij elke keus kan één van de twee tegenvallen – of beide. In het geval van de Nederlandse muziek is de keuze duidelijk uitgevallen ten gunste van de kwaliteit. De vernieuwing moest dit jaar vooral uit het buitenland komen.

De grootste verrassing die dat opleverde was dit jaar de muziek van Henry Brant, waarin ruimtelijke opstelling van musici een grote rol speelt (zie ook de Groene van 6 juni). De zes aan Brant gewijde koncerten vonden hun hoogtepunt op 16 juni in een gigantisch muzikaal gebeuren, waarbij honderden musici de Amsterdamse binnenstad tot een muzikale Winkel van Sinkel herschiepen. Maar de hierdoor ontstane indruk dat Brant een grootschalige muzikale kermisklant zou zijn werd nog die zelfde avond in Carré gelogenstraft: de reprise van het destijds geruchtmakende Ballet mécanique van George Antheil werd door Brants Percussion Symphony in de schaduw gesteld. En, hoewel niet al Brants komposities even geslaagd zijn, kwamen ook bij overige koncerten zijn kwaliteiten naar voren; vitaliteit, veelzijdigheid, raffinement, bondigheid en humor.

Muzikale overkill

Een schril kontrast met de grote publiekstrekker van dit Festival, de opera Samstag van Karlheinz Stockhausen (zie ook de Groene van 20 juni). Een draak waarvan de begeleidende bombarie en de ongetwijfeld hoge kosten in geen enkele verhouding stonden tot de muzikale overkill, en geplaagd door theatrale aspekten die zelfs in Toppop een slecht figuur zouden slaan. Een grote naam staat niet altijd garant voor kwaliteit.

Dat geldt evenzeer voor het speciale projekt rondom R. Murray Schafer, die wordt beschouwd als de belangrijkste komponist van Canada. Een aardige kennismaking, maar het muziekleven van Canada heeft kennelijk niet veel om het lijf. Schafer is een vriendelijke man met interessante en veelzijdige denkbeelden. Zijn komposities zijn echter weinig opzienbarend, met uitzondering wellicht van zijn eerste strijkkwartet en Music for Wilderness Lake, een openluchtstuk voor twaalf trombones, dat op 5 juni aan de Amstel werd uitgevoerd.

Overigens heeft het Holland Festival het niveau van vrijwel alle uitvoeringen uitstekend gewaarborgd. Hoe de muziek zelf ook was, de musici waren van topkwaliteit. Ongelukkige uitzondering was de Mozart-opera Cosi fan tutte, die werd vergald door de verbijsterende sloomheid van het Utrechts Symfonie Orkest. Als je in een internationaal getint festival klassieke muziek speelt moet je het ook goed doen.

Dat gebeurde gelukkig wel bij Schönbergs Pierrot lunaire, schitterend uitgevoerd door de aktrice Barbara Sukowa en het Schönberg Ensemble. 'Pierrot' is een van de moeilijkste stukken van het twintigste-eeuwse repertoire, zowel voor de luisteraars als voor de musici. Ik hoop dat deze historische uitvoering ook op de plaat zal worden gezet. Het werk van Schönberg werd in deze voorstelling geflankeerd door Strawinskys L'histoire du soldat, die als opmaat voortreffelijk funktioneerde, hoewel vooral de regie minder wist te overtuigen,

Het Holland Festival heeft met het programma van dit jaar weer succesvol gelaveerd tussen kwaliteit en vernieuwing. Dat er, waar het experimenten en weinig bekende komponisten betreft af en toe missers tussen zitten, is niet meer dan begrijpelijk. De ware schoonheidsfouten in het programma doen zich voor waar te zeer op reputaties wordt gebouwd: Andriessen, Van Vlijmen, Schat en De Leeuw schrijven goede muziek, maar zijn niet de enigen in Nederland. En Stockhausen is nu wel vaak genoeg in het Holland Festival verschenen.

En – alsjeblieft: kan er volgend jaar iets meer rekening mee worden gehouden dat je maar op één plaats tegelijk kunt zijn?


© Frits van der Waa 2007