Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Jan Wolff, oprichter van de IJsbreker en grondlegger van het Muziekgebouw aan 't IJ, overleed op 22 augustus 2012 op 70-jarige leeftijd.
Dit is een interview dat ik dertig jaar eerder, omstreeks september 1982, met hem had. Het was mijn tweede stuk voor de Groene Amsterdammer, maar het is niet geplaatst, omdat hij niet lang daarvoor al in het blad aan het woord was gekomen [de foto hieronder stond bij dat interview]. Om hem te gedenken publiceer ik het nu op deze website, zonder al te veel te wijzigen aan de spelling en andere beginners-eigenaardigheden.

'Alles is voor de muziek'

'Ik heb geen enkele boodschap aan gepiel over nootjes. Iedereen die op een integere manier muziek maakt kan hier terecht. Er zijn stukken bij waarvan ik de noten niet goed vind, maar wie ben ik om dat tegen te houden? De overtuiging waarmee mensen bezig zijn is voor mij doorslaggevend.
Ik ben ontzettettend op mijn hoede voor rommel: niet dat iemand zijn noten niet goed geschreven heeft, maar voor gehannes, mensen die niet weten wet ze willen. Die moeten hier nog niet spelen. Ik ga vaak ergens luisteren, en als ik dan merk dat er een aantal dingen niet kloppen praat ik daar openlijk over – ik kom zelf uit de muziekpraktijk en weet hoe moeilijk het is. Dan hebben die mensen er ook nog iets aan, en kunnen later wél komen spelen, en voelen zich bovendien op hun gemak hier. En dat komt de muziek alleen maar ten goede.'

Onder de handen van Jan Wolff is de IJsbreker in drie jaar tijd uitgegroeid tot een volwassen centrum voor hedendaagse muziek. Vanaf het eerste begin was het duidelijk dat het pand aan de Weesperzijde in een behoefte voorzag. Ensembles als het ASKO en de Volharding maakten van meet af aan dankbaar gebruik van de repetitieruimte die de zaal buiten koncert-uren biedt; vele musici dienden zich aan voor koncerten – uitgenodigd, maar ook vaak spontaan; en de publieke belangstelling is – voor moderne muziek – ongekend groot en groeit nog steeds.

Jan Wolff: 'Nu ik nu terugkijk denk ik vooral: Wat ben ik blij dat het ons gelukt is! En: Hoe is het mogelijk dat je met zo weinig middelen zoiets van de grond kunt krijgen? Het was een heel groot risico om er aan te beginnen, zomaar in het wilde weg, zonder officiële plannen in te dienen, maar ik was ervan overtuigd dat er zoiets moest komen, ook op basis van de nota's van CRM, en dat je daar niet op moest gaan zittten wachten. Zo zijn in het verleden ook veel van die dingen tot stand gekomen, kijk bijvoorbeeld maar naar het Concertgebouw. Ik heb natuurlijk wel de gemeente op de hoogte gesteld, en die vonden het een prima plan. En op een gegeven ogenblik was het zo ver dat niemand er meer om heen kon.
Het is heel moeilijk op een rijtje te krijgen hoe alles zich precies ontwikkeld heeft. Je zit als het ware met een explosie in je handen, en dat blijft maar doorstulpen. Het is net een oliebron die aangeboord is, die je niet tot bedaren kunt brengen, en je wilt olie hebben.'

Jan Wolff deed eerst alles zelf, samen met zijn vrouw Maureen, die achter de IJsbreker een balletstudio heeft: van timmerwerk en koffie schenken in het café tot de belichting en de boekhouding. Al in een vroeg stadium kreeg hij hulp van vrijwilligers en wat later werd het noodzakelijk ook betaalde krachten in te schakelen. De zaal wordt draaiend gehouden door een technicus die er een (over)volle baan aan heeft en boven de IJsbreker is nu een kantoor met voortdurend rinkelende telefoons en steeds weer uit de kasten groeiende systeembakken.

'We kregen al gauw een impresariaatsfunktie min of meer in de schoenen geschoven. Ik kan het ook niet helpen dat zich voortdurend mensen melden die hier wat willen, en dat wij dat eigenlijk óók willen. Dus gaan we iets doen. Voor mensen uit het buitenland proberen we dan nog wat koncerten te organiseren; anders kunnen ze hier niet eens spelen. We werken dus veel samen met andere zalen, en zijn nog steeds bezig een goed lopend circuit op te zetten.'

Deze zomer heeft de IJsbreker zijn definitieve verbouwing ondergaan: de caféruimte is vergroot en de kapaciteit van de zaal is uitgebreid tot ruim 200 zitplaatsen. Bovendien is sinds begin september de bibliotheek van Gaudeamus ondergebracht in het pand.

De stichting Gaudeamus is in 1945 opgericht door Walter Maas, die jonge komponisten de gelegenheid wilde bieden een tijdlang ongestoord in zijn huis in Bilthoven te laten werken. Daaruit ontstonden in de loop der jaren de Gaudeamus Muziekweek en de Gaudeamus-concoursen, waar een overzicht geboden wordt van wat er gaande is binnen de hedendaagse muziek – op internationaal niveau. Gaandeweg ging Gaudeamus een centrale plaats innemen in het hedendaagse muziekleven van Nederland, en werd de wat geïsoleerde positie in Bilthoven eerder een handicap dan een voordeel.

Jan Wolff: 'In de loop der jaren is er bij Gaudeamus veel kennis vergaard over de hedendaagse muziekpraktijk en is er een enorme hoeveelheid partituren in het tuinhuisje van Walter Maas komen te staan, zo'n 15.000, en dan nog 8000 grammofoonplaten, plus honderden banden met opnamen van de koncerten. Als je die namen leest en ziet hoe veel van die komponisten – en uitvoerders – beroemd zijn geworden... maar ja, tóen was het muziek waar geen hond naar luisterde.
Gaudeamus is altijd een beetje naar binnen gekeerd ge-weest, vooral gericht op komponisten. Het eerste wat ik zei, toen we begonnen te praten over samenwerkingsverbanden, was: "Jongens, kom dat bos uit! In de stad zit je veel gunstiger, de bereikbaarheid is veel groter." Het is beslist niet de bedoeling Gaudeamus over te nemen. Ik wil dat de eigen identiteit volledig behouden blijft. Alleen zitten ze nu tien meter verderop. Er lopen nu al musici verlekkerd rond, om in partituren te neuzen en platen te luisteren. Iedereen kan daar terecht, overdag en ook 's avonds tijdens de koncerten.'

Het kantoor van Gaudeamus verhuist binnenkort ook naar Amsterdam, maar er is niet genoeg geld om ook de drukkerij over te brengen, hoewel er achter de IJsbreker een grote ruimte is, die er heel geschikt voor zou zijn. Wolff: 'We zijn, ook samen met het ASKO, op zoek naar een vorm om de ruimte toch te kunnen huren. Het ASKO zou ook best kunnen profiteren van de faciliteiten van Gaudeamus, met behoud van de eigen identiteit. Dat kan allemaal als je in goed vertrouwen samenwerkt en niet je persoonlijke ambities, maar de muziek voorop stelt. Het levert zó veel meer op. Het is eigenlijk absurd dat ik de gemeente niet om extra geld daarvoor durf te vragen, terwijl we in wezen de goedkoopste kunstinstelling van Amsterdam beginnen te worden.'

Naast de avondkoncerten en de goed lopende lunchpauze-koncerten staat er op het programma van de IJsbreker ook geregeld theater met een muzikale of politieke inslag. Bovendien zullen er in de nabije toekomst ook amateurprojekten gaan plaatsvinden. Jan Wolff: 'Het ASKO werkt ook met amateurs, maar er kwamen mensen naar me toe die daar om een of andere reden niet terecht konden, en die hier iets wilden gaan doen. Het is weer geen plannetje van mezelf.
Moderne muziek is vaak moeilijk om naar te luisteren, maar iedereen die er mee bezig is – ven de beste musicus tot de amateur die op zijn manier ook zijn best doet – ontdekt dat dat alleen maar vastgeroeste luistergewoonten zijn. De mensen laten zich in slaap sussen door Hilversum 3, een soort geluidsgordijn dat om je heen hangt, en dat is dan je muziekbeleven. En dan misschien op vakantie een stukje volksmuziek dat zo leuk anders klinkt en dat thuis nog eens opgezet wordt om die sfeer weer te proeven. Er is domweg geen enkele traditie in het accepteren van het luisteren naar iets nieuws. Met het kijken heb je dat wel: ieder benzinestation dat zichzelf respekteert heeft wel een of ander fantastisch kunstwerk staan. Maar: mensen gaan ook naar de film en kijken tv, en hebben – zonder het te weten – al ontzettend veel moderne muziek gehoord. Elke ruimtevaartserie, elke thriller zit er vol mee. Dus ik ben niet somber: moeilijke muziek bestaat niet.'

Vechten voor de nieuwe muziek komt in de praktijk vaak neer op vechten voor geld. Bovenaan het verlanglijstje van de IJsbreker staat een eigen budget. 'Als de overheid eenmaal ja heeft gezegd tegen het goede idee, betekent dat ook dat ze het verder moeten honoreren', zegt Jan Wolff. 'We zijn hier iets aan het doen waarvan iedereen al jaren gezegd heeft dat het moest gebeuren. Nou doen we het – en dan zou het ineens niet meer kunnen omdat het geld op is. Maar nee, we bouwen ook een opera! Die zo enorm is dat we niet weten hoe hij kostendekkend moet draaien, en dat komt allemaal wel goed. De grootschaligheid is steeds zo gewelddadig bezig, dat je er haast tegen zou zijn; terwijl ik ook vind dat er een goed muziektheater moet komen. Maar waarom dan niet de kleinschaligheid net zo gewaardeerd?
Voor grote zalen en produkties zijn er allerlei opname-faciliteiten: iedereen vindt dat die muziek bewaard moet blijven. Maar de kleinere werken zijn net zo belangrijk, bij veel komponisten zelfs belangrijker. Dus we zeulen hier rond met geleende bandrecorders, omdat het verkeerd is die muziek, vooral de moderne muziek. maar één keer te kunnen horen. Er wordt hier geen geld verspild, alles is voor de muziek, maar we moeten af van dergelijk minimumgedoe. En daarom: een eigen budget. En je moet het niet in je hoofd halen om nee tegen me te zeggen. Dan zou er iets zó onbegrijpelijks, iets zó onrechtvaardigs gebeuren! Want er is steeds gezegd – en het staat in elke nota – dat er voor nieuwe muziekvormen ALTIJD plaats moet zijn.'


© Frits van der Waa 2012