Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek
english version

Verschenen in Toneel Theatraal, nr 6, 1996

De wrange overwinning van de vrijheid

Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny door De Nationale Reisopera

door Max Arian en Frits van der Waa


Kurt Weill en Bertolt Brecht winden er geen doekjes om in hun opera Mahagonny: gebrek aan geld is de grootste misdaad op aarde. Je kunt wel proberen, zoals de hoofdpersoon Jim Mahoney, om de wereld te veranderen maar uiteindelijk is elke poging daartoe gedoemd stuk te lopen op de harde realiteit van het kapitalisme en alles wat daarbij hoort: het naakte eigenbelang, het gebrek aan mededogen. Met de vrijheidsidealen die Jim verkondigt, kan iedereen zijn voordeel doen en hij wordt dus op handen gedragen. Tot blijkt dat hij zijn whisky niet kan betalen. Dan valt iedereen hem af en wordt hij ter dood veroordeeld. Deze cynische moraal was in 1930, tijdens de economische wereldcrisis, uiteraard zeer actueel, maar is dat in 1996 nog steeds – misschien wel meer dan ooit.

Dat de Nationale Reisopera een nieuwe enscenering van Mahagonny brengt is een daad van enig artistiek belang en tevens een bewijs van de frisse wind die er door de programmering van dit gezelschap waait sinds Opera Forum, waarvan het de voortzetting is, is opgedoekt.

Geen plaats voor idealen

Door zijn vreemde, surrealistische toonzetting is Mahagonny niet zo eenvoudig te doorschouwen. In de wereld die Weill en Brecht ons voorzetten kun je niet wegdromen, zoals in een gangbare opera. Het is er een van bordkartonnen personages, van marionetten aan touwtjes, een gestileerd model van de werkelijkheid, gevangen in twintig van elkaar geïsoleerde taferelen.

Weill en Brecht situeerden het verhaal in het Wilde Westen, ten tijde van de goudkoorts. Daar, op de grens van de beschaving, stichten drie outlaws, de weduwe Begbick, Fatty de Prokurist en Dreieinigkeitsmoses, de stad Mahagonny, waar de doorgaande reizigers zich kunnen vertreden – tegen betaling uiteraard.

Net als in het computerspelletje SimCity, waarin de speler zelf een stad opbouwt en moet zorgen dat het geïnvesteerde geld ook weer wordt terugverdiend, draait de opera de tijd versneld af. En net als in dat spelletje raast er op een gegeven ogenblik een orkaan over de stad. In de opera is dat het moment van crisis, het ogenblik waarop de tot dan toe geldende conventies en verboden op losse schroeven komen te staan en Jim Mahoney kans ziet zijn anarchistische ideeën in praktijk te brengen. Niet dat de wereld daar overigens veel beter van wordt. Wie zich ongegeneerd kan blijven volstoppen, zoals Jims vriend Jack O'Brien, vreet zich uiteindelijk dood. En wie, zoals Alaskawolfjoe, probeert zich te verrijken door voor grof geld een partijtje te boksen, is gedoemd door het geweld ten onder te gaan. Jims utopieën leiden eigenlijk alleen maar tot uitwassen, omdat het hele leven in Mahagonny nu eenmaal berust op materialistische grondslagen.

Wat lijkt de wereld van Mahagonny veel op de onze, en wat lijkt die kale, messcherpe muziek van Weill hier en daar verraderlijk veel op 'echte' muziek. Ook hier schitterende songs in de trant van de Dreigroschenoper. maar dan verpakt in een doorlopend muzikaal betoog waarin je voortdurend dingen herkent of meent te herkennen, een meeslepend geheel van allerlei op buitengewoon oorspronkelijke wijze 'vervalste' muziek. Telkens wringt dan weer de schoen op een onverwachte plek: zo zingen de ter dood veroordeelde Jim en zijn (alweer: betaalde) geliefde Jenny een afscheidsaria, die je even doet geloven dat er toch nog een opera-achtige romantiek komt binnensluipen, die uiteindelijk echter niet minder cynisch van inhoud is dan de hele opera: ook de liefde is maar van voorbijgaande aard en dus allesbehalve zaligmakend.

De Nationale Reisopera heeft een fraaie cast samengesteld voor deze productie, waarin vooral de Nederlandse zangers buitengewoon sterk voor de dag komen. De Nederlandse Opera, die altijd zo nodig zangers uit het buitenland moet hebben, zou er een voorbeeld aan kunnen nemen. De sterren van de voorstelling zijn niet zozeer de Amerikaanse tenor Julius Best (Jim) en de op Trinidad geboren Simone Sauphanor (Jenny), als wel Lucia Meeuwsen die het ideale stemtype en acteervermogen heeft voor de rol van de allesoverheersende, maar af en toe toch bijna menselijke weduwe Begbick en Jaco Huijpen, een krachtige Dreieinigkeitsmoses, gangster, aanklager en beul, alles met een even sinistere uitstraling.

Het Orkest van het Oosten wordt aangevoerd door de 34-jarige Engelse dirigente Anne Manson, die in haar strakke, precieze uitvoering van Weills muziek emoties doelbewust op afstand houdt. Erg sec, maar er is veel voor te zeggen, temeer daar zo'n interpretatie overeensteemt met de eveneens naar het kille neigende stijl van acteren die regisseur Peter te Nuyl van zijn zangers vraagt.

Weinig subtiele, Indische plaatjes

De regisseur heeft zich jammer genoeg niet laten verleiden om de handeling naar het heden over te brengen, waar gelukszoekers en idealisten toch ook vaak in yuppies en opportunisten zijn veranderd. Veel teksten klinken ongemeen actueel. Het slotlied, als Jim, goudzoeker en anarchistisch idealist, ter dood is gebracht, is benauwend hedendaags: 'Können ihm Essig holen / Können sein Gesicht abreiben / Können die Beisszange holen / Können ihm die Zunge herausziehen / Können einem toten Mann nicht helfen.' We staan er allemaal bij. We zien wat er gebeurt. De zelfzucht overwint. We kunnen kletsen wat we willen, maar dood is dood.

Te Nuyl heeft de tijd van het ontstaan aangehouden: de vroege jaren dertig, uitlopend in de jaren veertig, maar hij heeft de handeling naar een onverwachte plek verplaatst: in plaats van Amerikaanse goudzoekers zien we Nederlandse avonturiers in Oost-Indië. Er valt wel iets te zeggen voor de gedachtengang dat deze Nederlandse kolonialisten vanuit hetzelfde eigenbelang een kunstmatige gemeenschap hebben opgezet, waar als puntje bij paaltje komt dezelfde wetten van de kapitalistische jungle gelden als in, laten we zeggen, de woestijn van las Vegas aan de andere kant van de wereld.

Toch lijkt het er veel op dat Peter te Nuyl zich eerder heeft laten verleiden door de mooie plaatjes en suggestieve beelden die deze omzetting mogelijk maakte, dan door werkelijk inhoudelijke overwegingen. De opstand van de Indonesiërs speelt in de voorstelling geen wezenlijke rol en vormt niet meer dan een fraaie achtergrond. De blanke Jim wordt in deze versie van het verhaal het slachtoffer van de geschiedenis: van Japanse bezetting en dekolonisatie. Dat knarst wel heel erg. Jim is geen idealist à la Multatuli of Poncke Princen. Hij is een gelukszoeker zoals iedereen, maar is zo naïef te denken dat iedereen gelukkig wordt als iedereen vrij is. De anderen weten wel beter. En geen enkele blanke is toch werkelijk hèt slachtoffer van onze koloniale oorlog, zoals hier aan het slot wordt gesuggereerd als Soekarno en een in Wilhelmina veranderde Begbick elkaar de hand drukken boven Jims lijk, bedekt met de Nederlandse driekleur.

Een ander gevolg is dat de arme goudzoekers die bij Brecht uit Alaska komen om hun goud te verpatsen, in deze versie geheel gelijk worden aan de criminelen die hen uitbuiten en om het leven brengen. Al die blanken staan met elkaar tegenover Indonesische figuranten die in het beeld wel overwinnen, maar die verder tekst noch toon krijgen toebedeeld.

Het gaat zover dat je je kunt afvragen of de Indonesische vrijheidsstrijd hier niet misbruikt is om Mahagonny aan een sprekende context te helpen. Dat heeft de opera geenszins nodig. Het wrange verhaal van een overwinning van een bizar en extreem soort marktdenken was sterker en huiveringwekkender geweest zonder er ons koloniale verleden bij te halen. Hoe blij we ook kunnen zijn met Peter te Nuyl als Nederlandse operaregisseur en als iemand die nadenkt over zijn ensceneringen en daar betekenis aan wil geven, hij voert zijn ideeën soms zo rigoreus door dat ze een tegengesteld effect krijgen. Een wat subtielere manier van suggereren zou zijn visie een veel grotere impact geven.

Aufstieg und Fall der stadt Mahagonny van Bertolt Brecht en Kurt Weill door De Nationale Reisopera. Regie: Peter te Nuyl. Muzikale leiding: Anne Manson. Vormgeving: Mirjam Grote Gansey. Zang: Julius Best, Simone Sauphanor, Lucia Meeuwsen, Jaco Huijpen e.a.


© Max Arian / Frits van der Waa 2007