Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Gepubliceerd in de Holland Festival-bijlage van de VPRO-gids, mei 2012.

John Cage, geniale uitvinder

Onder het motto 'Het theater van John Cage' brengt het Holland Festival een hommage aan de origineelste componist van de twintigste eeuw. Een portret van de man die de juiste vragen stelde.

In het voorjaar van 1968 speelden John Cage en Marcel Duchamp een spelletje schaak in het Ryerson Theatre in Toronto. Het schaakbord was voorzien van sensors en bedrading, waarmee een mix van muziek van verschillende componisten werd aangestuurd. De performance, Reunion gedoopt, was op touw gezet door Cage. Hij werd binnen de kortste keren verslagen door Duchamp, die een excellent schaker was, waarna diens vrouw het van hem overnam en Cage uiteindelijk mat zette, na een partij van vier uur.

Duchamp en Cage, toen respectievelijk 80 en 55 jaar, kenden elkaar nog maar een jaar of twee, en hun vriendschap zou een half jaar later beëindigd worden door de dood van Duchamp. Dat de twee het goed met elkaar konden vinden was niet vreemd; het ging immers om twee van de origineelste denkers die de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Duchamp was de man die in 1917 een urinoir tot kunst verhief door het een titel te geven en te signeren. Cage bewerkstelligde in 1952 iets dergelijks met zijn compositie 4'33", een werk waarin de muzikant de opdracht krijgt niet te spelen. Dat wil niet zeggen dat het stuk bestaat uit stilte; het bestaat uit alle andere geluiden die toevallig op dat moment te horen zijn.

Een pispot in een museum, luisteren naar niets – het mag lolbroekerij lijken, maar er zat bij beide kunstenaars wel degelijk een diepere gedachte achter, namelijk de vraag hoe we aankijken tegen onze eigen waarnemingen. Dat vergt een analytische, antiromantische houding, en die bezat John Milton Cage, honderd jaar geleden geboren, in hoge mate. Hoewel Oosterse filosofieën een duidelijk stempel op zijn werk hebben gedrukt, was zijn manier van denken altijd onorthodox, en bepaald niet zweverig: 'Ik ben geen beoefenaar van de lotushouding en heb ook nooit gemediteerd. Mijn werk is wat ik doe, en daarbij gebruik ik schrijfgerei, tafels en stoelen.'

Toevalsmuziek

Een belangrijk gereedschap, dat Cage hier even onvermeld laat, is de I Tjing, het oude Chinese orakelboek, dat hij sinds de jaren vijftig gebruikte om muzikale beslissingen te nemen. Zo werd hij de vader van de toevalsmuziek, wat later met een gewichtig woord werd aangeduid als 'aleatoriek'. De klassieke maar wat omslachtige methode, waarbij met muntjes wordt gegooid, verving hij in een later stadium door de computer, die vergelijkbare random resultaten gaf. Het doel dat Cage hiermee nastreefde was het uitsluiten van zijn eigen persoonlijkheid.

Cage was zijn leven lang geïnteresseerd in systemen. Niet voor niets studeerde hij in de jaren dertig bij de grondlegger van de twaalftoontechniek, de naar Amerika uitgeweken Arnold Schönberg. Volgens Schönberg had Cage 'geen oor voor harmonie', een oordeel dat zijn leerling – blijkbaar niet zonder trots – in later jaren graag aanhaalde. Een andere befaamde uitspraak van Schönberg over Cage luidt: 'Hij is natuurlijk geen componist. Hij is een uitvinder – een geniale.'

Cage maakte deze kwalificatie in de jaren veertig waar, door zich te verdiepen in percussiemuziek. Bij deze stukken, die hij Constructions doopte, schreef hij nogal eens ongebruikelijke instrumenten voor, zoals lege conservenblikken – wat alles te maken had met gebrek aan geld en materiaal. Een andere belangrijke uitvinding, de prepared piano, is eveneens uit armoede geboren: om slagwerk uit te sparen bracht Cage objecten als schroeven en vlakgummetjes aan tussen de snaren van een piano, en introduceerde daarmee een surrealistische klankwereld vol onverwachte boventonen, plofjes en rammeltjes.

In die tijd maakte hij gebruik van 'kwadraterende' ritmische patronen, die zowel de grote vorm als de structuur van kleinere cellen bepaalden. Het is illustratief voor het 'top-bottom'-denken dat altijd ten grondslag lag aan zijn werkwijze: eerst het overzicht, dan de details.

Hondsmoeilijk

In de loop van de jaren vijftig maakte Cage geleidelijk furore als componist. Een van zijn roemruchte wapenfeiten was het met behulp van de I Tjing gecomponeerde, minutieus genoteerde en hondsmoeilijke pianowerk Music of Changes, een stuk dat zich op het oor nauwelijks onderscheidt van de strikt seriële muziek die in die tijd in Europa opgeld deed. Alsof dat nog niet controversieel genoeg was liet Cage vervolgens ook geleidelijk het concept van de in noten gefixeerde partituur los en componeerde stukken waarin steeds meer besluiten aan de uitvoerder werd overgelaten – een idee dat sporen naliet in het werk van uiteenlopende componisten als Boulez, Stockhausen, Lutoslawski, Reich en vele anderen.

Het spreekt vanzelf dat een componist die zijn oren zo wijd openzette als Cage ook andere zintuigen niet onbenut liet. Zo werkte hij al in een vroeg stadium samen met de danser/choreograaf Merce Cunningham, die bijna veertig jaar lang zijn levenspartner was. Ook de literatuur speelt een belangrijke rol in Cage's werk. Zijn liefde voor Finnegan's Wake van James Joyce, een boek waarin klank en geluid de boventoon voeren, mondde in 1979 uit in het hoorspel Roaratorio, waarin hij 2293 klanken uit de Wake inventariseerde, verzamelde en dooreenmengde.

Klutsmethodes

De goeroepositie die Cage allengs innam vond vanaf de jaren zestig ook zijn neerslag in diverse boeken met gebundelde lezingen en interviews, waarvan Silence en A Year from Monday de belangrijkste zijn. Cage's hebbelijkheid om ook de typografie aan door de I Tjing geregeerde klutsmethodes te onderwerpen maakt het lezen ervan nogal eens tot een frustrerende opgave.

Dan waren de louter aan muzikale inhoud gebonden experimenten en verkenningen die Cage uitvoerde een stuk vruchtbaarder. Zo gebruikte hij in Branches, Child of Tree en Inlets versterkte geluiden van getokkelde cactusnaalden en met water gevulde schelpen. Die stukken maakten ook deel uit van het evenement Sounday dat in 1978 plaatsvond tijdens het Holland Festival, tien uur duurde en integraal door de KRO werd uitgezonden op Hilversum 4. Sommige luisteraars belden verontrust op, omdat ze dachten dat er iets mis was met de zender. In zijn latere jaren had Cage de verschillende methodes die hij hanteerde zo vervolmaakt dat hij er de meest uiteenlopende stukken mee kon produceren – of het nu ging om de uiterst virtuoze Freeman Etudes voor viool solo of om de vijf Europeras, multimedia-composities waarin niet alleen de muziek (waaronder tal van citaten uit het klassieke repertoire), maar ook de enscenering bepaald zijn met behulp van toevalsoperaties. Ze stammen uit de laatste vijf jaar voor zijn dood in 1992, een periode waarin hij verder nog zo'n veertig Number Pieces schreef. In deze werken, waarvan de titel telkens het aantal uitvoerenden aangeeft, krijgen de musici fragmenten te spelen, die ze moeten realiseren binnen aangegeven tijdslimieten.

Vingerafdruk

Het element van het toeval is ontegenzeggelijk wezenlijk voor Cage's muziek, maar tegelijkertijd is de uitgesproken systematische manier waarop Cage er zelf mee om ging altijd wat in de schaduw gebleven. Zoals hij zelf altijd zei: 'Het gaat erom de juiste vragen te stellen'. En dat kon hij kennelijk als geen ander. Zijn muziek mag irriteren door het volstrekt ontbreken van een verhaal of een richting, ze mag boeien door een veelheid aan detail, maar er is altijd sprake van evenwicht. Cage zelf bepaalde uiteindelijk de marges van het toeval, en zo werd de manier waarop hij zichzelf uit het creatieve proces probeerde weg te werken zo karakteristiek dat veel zijn werken in zekere zin toch zijn hoogstpersoonlijke vingerafdruk dragen. En dat geldt, hoe paradoxaal ook, zeker voor het 'stille' stuk 4'33", na vijftig jaar nog altijd een ware evergreen, waarvan op YouTube de meest uiteenlopende realisaties te vinden zijn en dat onlangs zelfs is uitgevoerd in het anders zo gehaaste programma De Wereld Draait Door.


© Frits van der Waa 2012