Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in Vrije Geluiden no. 6, 29 april 2000

Het geniale jatwerk van John Adams


The John Adams Earbox (10 cd's). Uitvoerenden o.a. Gidon Kremer, Dawn Upshaw, het Kronos Kwartet en diverse orkesten o.l.v. John Adams, Edo de Waart en Kent Nagano. Nonesuch 79453-2. Prijs f 199,-

Het oeuvre van de nu 53-jarige Amerikaanse componist John Adams doet denken aan een kring in het water, die zich vanuit een middelpunt naar alle kanten uitbreidt. En het begon (afgezien van een paar Cage-achtige jeugdzonden) letterlijk met iets minimaals: Adams maakte kennis met de minimal music van Steve Reich, en dat opende de deur voor hem naar een toegankelijke, welluidende toontaal waarin hij zijn hang naar dramatische expressie kwijt kon. In het stuk waarmee hij internationaal bekendheid verwierf, zijn Shaker Loops uit 1978, deed Adams zich ogenblikkelijk kennen als een minimalist van het tweede uur, die liet horen dat je met dat tot dan toe vrij starre, op herhaalde patronen gebaseerde vocabulaire wel degelijk gedreven, emotionele muziek kon componeren die de luisteraar bij zijn lurven grijpt.
Sindsdien is Adams zijn groeiende schare aanhangers blijven verrassen. Zonder de lijnen der geleidelijkheid uit het oog te verliezen heeft hij zijn compositorisch arsenaal in een enorm tempo verrijkt. In vrijwel elk werk gaat hij een stapje verder dan het vorige - zij het soms in een diametraal andere richting.
Het Nonesuch-label, dat een paar jaar terug het verzameld werk van Steve Reich uitbracht, heeft nu ook Adams in het zonnetje gezet met een tien cd's plus boekje omvattende cassette, The John Adams Earbox. Deze titel verwijst naar het orkestwerk Slonimsky's Earbox uit 1996, wat weer een hommage is aan Nicolas Slonimsky, de auteur van The Thesaurus of Scales and Melodic Patterns, waaruit Adams veelvuldig inspiratie put.
De doos is, net als die van Slonimsky, een ware schatkist, al is het geen complete editie. Adams is zo productief dat van zijn beide opera's slechts excerpten konden worden opgenomen. De Adams- collectioneur die alles al in huis heeft schiet er niet veel mee op, want het gaat, op drie stukken na, om heruitgaven. Maar voor minder goed ingewijde luisteraars is deze earbox een ware eye-opener.
`De grootste componisten zijn ook de grootste dieven,' heeft cellist Pablo Casals eens gezegd, en dat geldt zeker voor Adams. Hij steelt bij Stravinsky, rooft bij Ravel, plukt te hooi en te gras uit de populaire muziek, en maakt dat alles tot zijn eigendom. Hij is, om kort te gaan, een van de grootste sponzen uit de muziekgeschiedenis. Zijn muziek klinkt altijd prachtig, want hij beheerst de kunst van het instrumenteren tot in de puntjes (ook weer geniaal jatwerk, natturlijk). Een enkele maal gaat hij voorbij de grenzen van de goede smaak, zoals in de pathetisch zwelgende Grand Pianola Music, waarvan ik me goed kan voorstellen dat er bij de première in 1982 boe geroepen werd.
Buitengewoon feestelijk, dikwijls ook geestig, zijn de opzwepende, ball-room-achtige stukken die voor het eerst hun intree doen in de opera Nixon in China (1987). Daartegenover staan dan weer lyrische, elegische composities als The Wound-Dresser, een twintig minuten durende Walt Whitman-zetting voor bariton en orkest. Een vroeg stuk met de veelzeggende titel Common Tones in Simple Time (1979) lijkt bijna niets gemeen te hebben met het tien jaar later gecomponeerde, uiterst chromatische Eros Piano of de flexibele, bijna-twaalftoons-tekenfilmmuziek van het weer zeven jaar jongere klarinetconcertje Gnarly Buttons.
Toch is het zeker niet zo dat in Adams' muzikale evolutie minimale eenvoud simpelweg heeft plaatsgemaakt voor complexiteit en maximale expressie. De welluidende klanken van de tonale harmonie zijn hem aan het hart gebakken, ook al onderwerpt hij haar graag aan experimenten. Dat doet hij op alle mogelijke manieren. Zo biedt de Earbox ook een dertig minuten durende, met samplers en MIDI-protocols vervaardigde compositie, Hoodoo Zephyr - zeer synthetisch, maar nèt te ingenieus om het als New Age-muziek te bestempelen. En zijn derde opera, I Was Looking at the Ceiling and then I Saw the Sky, is geen opera, maar een musical - een stoutmoedige poging om in de voetsporen van Bernstein te treden. De componist vertelt in het boekje dat het schrijven van deze muziek zijn respect voor `tunesmiths' als Gershwin, Joni Mitchell of Lennon en McCartney heeft vergroot. En inderdaad ontbreekt het zijn deunen aan de `simpele' weerhaakjes die een wijsje direct wortel doen schieten in het geheugen. Dat is louter een kwestie van inspiratie, want in de Nixon-opera is het hem wel degelijk gelukt.
Achter elkaar beluisterd rukken de tien cd's met niet altijd even elegante zigzag-bewegingen op door de tijd. Dat heeft ongetwijfeld allerlei praktische redenen. Maar de enig juiste volgorde (en die zal de luisteraar zelf moeten aanbrengen) is de chronologische. Pas dan vallen de kringelingen in de vijver werkelijk op hun plaats.


© Frits van der Waa.
Herplaatsing van deze tekst is alleen toegestaan na voorafgaande toestemming.