Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in Vrije Geluiden no.12, 22 juli 2000

Nieuw Muziekcentrum voor Amsterdam


Aan de IJ-oevers verrijst de komende jaren een Blauw Museumplein, met daarop het Muziekgebouw. Na meer dan twintig jaar jaar knokken komt er dan eindelijk een écht huis voor de nieuwe muziek. Zonder rare eierrekjes.

Over twee jaar moet het zo ver zijn. Dan prijkt op de kop van de Oostelijke Handelskade, op tien minuten gaans van Amsterdam CS, het nieuwe Muziekgebouw. In oktober gaat de eerste paal de grond in. Afgaand op de virtuele 3D-modellen van het Deense architectenbureau Nielsen, Nielsen & Nielsen wordt het een sieraad voor de stad. Het gebouw gaat onderdak bieden aan verscheidene muziekorganisaties, waarvan De IJsbreker, het BIM-huis, Gaudeamus en het Asko/Schönberg Ensemble de belangrijkste zijn.

Het Muziekgebouw is in de eerste plaats het geesteskindje van IJsbreker-directeur Jan Wolff, die twintig jaar geleden een vervallen etablissement aan de Weesperzijde verbouwde tot een podium voor hedendaagse muziek dat binnen enkele jaren een begrip was, in binnen- en buitenland. Niettemin wist Wolff vanaf het eerste uur dat de IJsbreker een 'tussenstap' zou zijn: 'Er vielen mensen flauw in de zaal omdat het te benauwd was,' zegt hij. 'In 1986 ben ik er doelbewust aan gaan werken om in Amsterdam een nieuw gebouw te realiseren.Zo hoort het ook. In het bedrijfsleven is het volkomen normaal dat je met een klein winkeltje begint dat dan uiteindelijk, als je het goed doet, tot een iets groter winkeltje uitgroeit. Dat gebeurt nu ook in de muziekpraktijk.'

Het is niet zonder slag of stoot gegaan. De gemeente Amsterdam wilde de IJsbreker eerst onderbrengen in Felix Meritis, voorheen Shaffy. Lange tijd is er beraadslaagd over een muziekcentrum op het terrein van de Westergasfabriek. In 1996 kwamen de IJ-oevers in beeld, en begin dit jaar schonk de gemeente het plan haar definitieve zegen.

Het Muziekgebouw gaat 73 miljoen kosten. 'Dat is veel geld,' stelt Wolff, 'maar in verhouding met de ambities is het een lage prijs. Vergelijkbare zalen in het buitenland worden dikwijls voor dubbele, zo niet driedubbele gebouwd.'

Inmiddels is de IJsbreker-coalitie, zoals de verzamelde bewoners van het gebouw inmiddels bekend stonden, een prominente partner armer. Donemus, uitgeverij en documentatiecentrum van de Nederlandse muziek, fuseerde in december met het Centrum Nederlandse Muziek tot de Muziekgroep Nederland. En dat nieuwe bedrijf maakt zich al weer op voor een volgende fusie met het RIM (het repertoire-informatiecentrum voor amateurmusici). Op zo'n enorme aanwas van gebruikers is het nieuwe gebouw niet berekend, en Donemus blijft dus voorlopig zitten waar het zit, tegenover het Van Gogh Museum.

Henk Heuvelmans, directeur van Gaudeamus, vindt het wel spijtig dat Donemus niet meer meedoet. Gaudeamus, de 'stille kracht' achter de schermen van de hedendaagse muzieksector, heeft in de 55 jaar van zijn bestaan een aanzienlijke collectie partituren, literatuur en geluidsdragers opgebouwd. Dat alles ligt hoog opgetast in het kleine Gaudeamus-perceel aan de Swammerdamstraat. Iedereen kan daar terecht om muziek te beluisteren en partituren te bestuderen, maar er zijn niet veel die dat weten. Heuvelmans: 'Het plan was dat in het nieuwe Muziekgebouw dan eindelijk dat ene grote internationale documentatiecentrum zou komen, met een belangrijke Nederlandse tak, Donemus, en onze buitenlandse tak. Dat gaat dus niet door. Voor Gaudeamus is het desondanks een grote sprong voorwaarts. Je komt straks het Muziekgebouw binnen, en je ziet meteen dat documentatiecentrum staan.'

Wat toegankelijkheid betreft is Donemus straks slechter af, vindt Heuvelmans. 'Voor Nederlanders is dat geen probleem, die weten de Paulus Potterstraat wel te vinden. Maar voor buitenlanders is dat dikwijls net één stap te ver.'

Jan Wolff beschouwt het afhaken van partner Donemus niet als een groot verlies. Het nieuwe gebouw dreigde toch al te klein te worden voor de hoeveelheid gebruikers, en door het afvallen van Donemus is er nu ruimte voor een leuk extraatje als een klankspeeltuin voor kinderen. In Wolffs ogen wordt het nieuwe Muziekgebouw vooral een 'productiehuis' met een aantal heel bijzondere, op de muziekpraktijk toegesneden voorzieningen: 'Als het om dit soort gebouwen gaat maken architecten altijd weer dezelfde fouten. Zaken als laden en lossen of stoelenberging geven bijna altijd problemen, en die hebben we lekker weten te omzeilen.'

Maar echt bijzonder wordt de concertzaal van het Muziekgebouw, die plaats zal bieden aan 750 toehoorders. De zaal krijgt namelijk een variabel volume en daarmee een variabele akoestiek. Ooit, zo vertelt Wolff, vroeg hij aan ingenieur Peutz, de akoestiek-expert: 'Hoe komt het toch dat jullie die gebouwen altijd opdirken met van die rare vakjes en eierrekjes?' 'Dat komt,' was het antwoord, 'omdat we er altijd te laat bij gehaald worden. Dus moeten we altijd werken met noodoplossingen.' 'Wat is dan ideaal?' wilde Wolff weten. Peutz: 'Dat je het volume van de zaal kunt verdubbelen.' Dat heeft Wolff in zijn oren geknoopt.

Niet zonder trots wijst hij op een groot, uit multiplex opgetrokken schaalmodel van de zaal. 'Waar normaal het plafond zit hangt hier een lichtplafond van netten waarover de technici kunnen lopen. Daardoor heb je als luisteraar het gevoel dat je in een gewone concertzaal zit. Maar daarboven hangen drie grote plafonddelen, die op en neer kunnen. Je kunt er dus een spreek-akoestiek maken met een nagalm van een seconde, en die kun je naar believen verlengen tot tweënhalve seconde, zodat je de klank van een kerk benadert. En met behulp van testsignalen kun je dat meten en bijstellen, zodat je tijdens het concert, met publiek in de zaal, toch dezelfde akoestiek hebt als tijdens de repetities.'

Behalve deze zaal krijgt het Muziekgebouw een kleine 'zwevende' concertzaal met 120 plaatsen, die speciaal geschikt is voor de jazz- en geïmproviseerde muziek-programma's van het BIM-huis. Er komt een grote repetitieruimte voor het Asko-, Schönberg- en andere ensembles, en de bovenste laag van het gebouw is gereserveerd voor kantoorruimte. Dat alles is omringd door een heel ruime, publiek toegankelijke, glazen hal, waar ook een groot café komt.

De vraag is of de Prins Hendrikkade, met zijn razende auto's, plus het spoorwegviaduct niet een psychologische barrière zal vormen. Wolff ziet dat optimistisch: 'Daar bij de oude Ertshaven en het KNSM-eiland is een hele nieuwe woonwijk aan het ontstaan. Amsterdammers zullen daardoor weer meer met hun gezichten naar het water gaan leven. De Zuidelijke IJ-oever wordt ook stedebouwkundig ontwikkeld. Dat stuk waar wij komen te zitten, met daartegenover New Metropolis en het Scheepvaartmuseum zal een belangrijk stukje openbaar Amsterdam worden, een "Blauw Museumplein".'

Over de concertprogrammering van het Muziekgebouw wil Wolff zich niet al te specifiek uitlaten. Maar laat een ding duidelijk zijn: 'Het is niet de kleine IJsbreker, die verhuist naar iets groters. Die oude IJsbreker verdwijnt geheel. En er komt een ánder muziekcentrum waar wel veel eigentijdse muziek te horen zal zijn, maar er breekt een totaal nieuwe situatie aan. Waarin we onder andere de eigentijdse muziek in historisch perspectief zullen zetten. '

'Het zal allerlei nieuwe dingen aantrekken,' voorspelt ook Heuvelmans. 'Maar dat past weer precies bij Gaudeamus: we staan niet stil bij de tijd. Het wil ook niet zeggen dat we nooit meer ergens anders iets doen. Want ook Paradiso en al die andere podia hebben zijn eigen sfeer.' Maar ook hij is ervan overtuigd dat het nieuwe gebouw een grote aantrekkingskracht zal uitoefenen op componisten, musici en publiek. 'Nederland geldt in het buitenland als een soort walhalla voor de nieuwe muziek. Buitenlanders komen vaak hier met het idee dat Gaudeamus een organisatie met allerlei afdelingen en wel honderd medewerkers is. Terwijl we hier in één pand zitten, met vijf mensen, die trouwens wel het werk van tien man verzetten. Ook de IJsbreker is qua naam veel groter dan hij feitelijk is. Maar als je ziet wat er hier in de loop der jaren ontwikkeld is, wordt het tijd om nu eens die extra stap te nemen.'


© Frits van der Waa 2007