Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 1 april 1985, Kunst, recensie

Pianogiganten op hoog peil in kleine halfvolle zaaltjes

Het Derde Pedaal: Boulez-sonates. Solist: Claude Helffer. Plaats: De IJsbreker, Amsterdam.
Concert: Busoni-recital. Solist: Geoffrey Douglas Madge. Plaats: Muziekcentrum Vredenburg. Utrecht. Volgend concert: 21 april.

Naast de gevestigde pianoseries met klavierleeuwen en een ijzeren repertoire is er de afgelopen twee jaar een alternatief circuit opgebouwd voor eigentijdse en ongebruikelijke pianomuziek. Het "Derde Pedaal, een serie van de IJsbreker en de Stichting Nieuwe Muziek Zeeland, is met zijn afwisseling van "serieuze" en geïmproviseerde muziek het stoutmoedigst geprogrammeerd. Daarentegen kunnen zijn de VARA en het Utrechtse Muziekcentrum in hun eigentijdse pianoseries een gemiddeld iets hogere kwaliteit bieden, omdat ze op langere termijn gepland zijn. Maar al deze concerten hebben gemeen dat de publieke belangstelling treurig afsteekt bij het niveau van de solisten.

Zo schitterden dit weekeinde weer twee piano-giganten in kleine, halfvolle zalen: Geoffrey Douglas Madge opende een aan hem gewijde serie van drie concerten met werk van Ferruccio Busoni (1866-1924), en Claude Helffer bracht met zijn uitvoering van de drie sonates van Pierre Boulez een hommage aan de nu 60-jarige componist.

Evenals in zijn VARA-concert van enkele maanden terug blijkt Helffer wat tijd nodig te hebben om zijn meesterschap ten volle te ontplooien, al blijft zijn vertolking van Boulez' uiterst veeleisende muziek een absolute topprestatie. Diepgang bereikte hij pas na de pauze, in de Tweede Sonate, die overigens nog moeilijker en fascinerender is dan de andere twee. Het is nauwelijks te geloven dat deze grillige, duistere muziek al in 1948 geschreven kon worden.

Helffers benadering van de Eerste Sonate was naar verhouding wat klinisch: zijn razend tempo maakte de klanken harder en kouder dan nodig was. Ook de Derde Sonate passeerde trefzeker en met een verbijsterende vingervlugheid, maar hier laat de muziek, met zijn geraffineerde klankgordijnen, de luisteraar wat meer adempauze. Het stuk is geschreven in een "open vorm": de uitvoerder kan de volgorde van de delen bepalen. De opbouw van Helffer, met een spectaculaire climax aan het slot, is tekenend voor zijn nogal theatrale benadering van het publiek, die ook naar voren komt in zijn speelstijl met veel handgewapper en weidse gebaren.

Dan bood het Busoni-concert van Geoffrey Douglas Madge een introvertere aanblik. Madge gaat volledig op in de muziek. Zijn voordracht is los, bijna speels, hier en daar een tikje doezelig door een teveel aan pedaal.

Toch blijkt ook nu Busoni's werk eerder pianistisch dan muzikaal belangwekkend. Zijn Kammer-Fantasie über Bizets Carmen en zijn versie van Liszts Réminiscenses de Don Juan blijven curieuze potpourri's, hoezeer er ook gestreefd is naar een soort van symfonisch gedicht, terwijl de bewerking van Bachs Chaconne uit diens partita's voor viool solo in de eerste plaats overeind blijft bij gratie van het origineel. Busoni's eigen, half-gelukte pogingen tot stijlsynthese in de Toccata en het Indianisches Tagebuch zijn vooral interessant omdat ze laten zien hoezeer het laat-romantische idioom aan het begin van deze eeuw onder extreme spanning stond. De toegift, een Prelude et étude uit het laatste levensjaar van de componist, was met zijn geavanceerd harmoniegebruik verrassender dan al het voorgaande.


© Frits van der Waa 2006