Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 10 januari 1986, Kunst, reportage

OVERSTELPEND AANBOD EIGENTIJDSE NEDERLANDSE MUZIEK

"Wij zijn de nieuwe bevrijde generatie"

AMSTERDAM - Voor de eigentijdse Nederlandse muziek begint het jaar goed, met een vermoedelijk ongeëvenaard aantal nieuwe stukken van eigen bodem. Zestien premières in allerlei genres: orkest- en kamermuziek, ballet en opera.

In de Amsterdamse IJsbreker, een waar première-podium inmiddels, brengt documentatiecentrum en uitgeverij Donemus komende zondag een "grootschalig middagconcert", dat vrijwel geheel bestaat uit primeurs. De enige uitzondering, Guus Janssens basklarinetstuk Sprezzatura, is om niet uit de toon te vallen maar even getypeerd als "Amsterdamse" première.

Het programma omvat kersverse stukken, maar ook muziek die al wat langer op de plank ligt, waaronder Chimères van Ton de Leeuw, dat door het Franse ensemble A Sei Voci voor de eerste maal in Nederland wordt uitgevoerd, en zelfs een uit 1975 daterend pianokwartet, Razernijen voor vier van Nico Schuyt.

Maar ook op andere podia klinkt nieuw Nederlands werk. Het is een ware Groene Golf, maar invoegen is nog mogelijk. Het Concertgebouworkest herhaalt morgen in Den Haag Ton de Leeuws Résonances (gisteren voor het eerst gespeeld). In Frascati begon theatergezelschap De Salon deze week met een serie uitvoeringen van Merg, een kamer-opera van Henk van der Meulen, die aan het eind van de maand ook in een aantal andere steden te zien zal zijn. Het Nationaal Ballet danst in Shaffy vanaf 18 januari Bacchanten op muziek van Boudewijn Tarenskeen.

Libido

Met drie premières in één maand boekt de 31-jarige componist Chiel Meijering een opvallend record; bovendien wordt in een aantal concerten ook nog ouder werk van hem ten gehore gebracht. Het Multigen Ensemble bracht zondag Meine Lippen die küssen so heiss. Maandag gaat het Nederlands Studenten Orkest op toernee langs negen concertpodia met onder andere zijn stuk Mogadon. In de PromeNOS-serie wordt op 24 januari zijn Septet Gevaar van spatjes ten doop gehouden door het Deense Elsinore Players Ensemble. Het overige werk van Meijering dat deze maand wordt of werd uitgevoerd draagt smeuige titels als Poedel in pyama, Schatjes van de straat en Twee eieren, een zuurstok en wat spinrag.

"Ik stop veel sex in mijn titels," zegt Chiel Meijering. "Dat heeft een beetje te maken met mijn idee dat je een heel goede muzikant bent als je goed in je lichaam zit, als je sensueel, erotisch bent. Hollanders schrijven in het algemeen niet zo vanuit hun geilheid. Ik heb meestal ook een soortgelijke opwinding als ik componeer. Ik denk dat mensen als Bach en Mozart een heel sterk libido hadden. Als je die ongelooflijke gedrevenheid niet kwijt kunt op straat, dan stop je hem in je werk."

Meijering voegde alleen al in de afgelopen twee jaar drieëntwintig composities toe aan zijn lijst van werken: "Het is niet zo raar dat de uitvoeringen zich af en toe wat ophopen. Ik schrijf gewoon veel. Ik heb een vrij strak schema: om acht uur op, dan zit ik om tien uur achter de schrijftafel, en dat probeer ik dan tot 's avonds vol te houden. Zo gauw ik achter mijn tafel zit is het er gewoon. Daar heb ik heel weinig voor nodig. Het heeft natuurlijk te maken met een bepaald gevoel dat je wilt uitdrukken. En je idioom ontwikkelt zich steeds, dus je kunt je hele leven door blijven schrijven. Maar net als bijvoorbeeld Guus Janssen en Paul Termos ben ik van de generatie die niet meer zo dogmatisch componeert. We zijn eigenlijk de nieuwe bevrijde generatie. Theo Loevendie is daar denk ik een late voorloper van."

Idealen

"Onze generatie hoeft zich niet heel moeizaam te ontdoen van een serieel verleden, zoals bij Peter Schat en Louis Andriessen wel het geval was," zegt ook Henk van der Meulen (30), componist van de kamer-opera Merg. "Mijn hoofdstukje begint op een heel ander punt. Ik heb ook niet de historische pretenties, die uit hun geschriften en praatjes naar voren komen. Die mensen zijn groot geworden met de wederopbouw en de revolutie van de jaren zestig. Wij komen in een veel cynischer tijd aan bod en zijn, denk ik, wat kopschuw geworden van alle grote idealen, die toch niet gelukt zijn."

Het aandeel van muziektheater, opera en ballet in de nieuwe muziek lijkt nog steeds te stijgen. Chiel Meijering, die tot nog toe hoofdzakelijk kamer- en orkestmuziek schreef, werkt nu aan een openingsballet voor het Amsterdamse Muziektheater. Boudewijn Tarenskeen (33), componist van het ballet Bacchanten, dat 18 januari zijn eerste uitvoering beleeft, heeft al verscheidene muziekdramatische projecten op zijn naam, waaronder Cantus cantus en Blauwe Appel. Maar hij vindt zijn compositie Thesis, een vijf minuten durend cellostuk, dat zondag in het Donemus-programma wordt uitgevoerd, niet minder belangrijk dan de veel breder opgezette Bacchanten-muziek.

"Het is een misverstand dat ik muziek schrijf die ergens bij hoort," vindt Tarenskeen. "Bacchanten staat op één lijn met wat je op twaalf januari in de IJsbreker hoort. Gerardjan Rijnders, de regisseur, heeft mij gevraagd voor Bacchanten omdat hij weet dat ik muziek schrijf die heel zelfstandig is. Geen functionele muziek in de zin van scène- of theatermuziek. Het is een vorm van academische muziek, muziek waar ik in geloof. Niet alleen maar een impulsieve aangelegenheid, maar wel degelijk een rationeel, overwogen, strikt serieel ontworpen muziek."

"Thesis heb ik al een jaar geleden geschreven. Het was een particuliere opdracht van Taco Kooistra. Ik heb er heel lang aan gewerkt en ik weet zeker dat het een degelijk stuk is. Dat het nu in de zelfde tijd wordt uitgevoerd als Bacchanten is gewoon toeval, een incident."

Schönberg

Henk van der Meulen schreef in de afgelopen jaren vier concertstukken en daarnaast vooral muziek voor allerlei theatergenres. Merg is zijn eerste opera: "Ik heb met Merg geprobeerd de zaken vanuit de muziek aan te pakken. Dat is wel een verschil met mijn vorige werk in het theater, waar ik al vanaf het componeren samenwerkte met anderen. Mijn onderzoek richt zich op de twee vaders van de twintigste-eeuwse muziek, Stravinsky en Schönberg. Ik heb het gevoet dat de invloed van Stravinsky erg groot is in Nederland, terwijl de invloed van Schönberg voornamelijk nog bestaat uit de nasleep van de seriële muziek. Ik probeer de invloed van Schönberg wat directer te ondergaan en wat dat betreft de hele seriële periode maar even te vergeten. Ik heb niet de pretentie dat ik een synthese tussen Schönberg en Stravinsky zou kunnen bereiken. Het zijn gewoon de polen waartussen ik me beweeg."

Tarenskeen: "Het is mijn redding dat ik emotioneel met muziek omga. Het motto van de seriële muziek is de controverse tussen techniek en expressie. Ik denk dat die controverse thema is van de muziek die ik maak – tenminste, dat hoop ik. Het is wel zo dat ik merk dat ik mij met behulp van mensen van buiten de muziekwereld, schrijvers, regisseurs, cineasten, op een zeer goede manier ontwikkel, omdat ze zich niet direct bezighouden met hoe ik mijn muziek organiseer, maar wel de vragen stellen die met componeren te maken hebben, zoals tempo, stilte, vorm en intensiteit."

Meijering: "Het is de kunst om muziek te schrijven die ook per moment goed klinkt. Je hebt wel eens dat je de radio aanzet, en dan midden in een stuk van Bach of Ravel valt: het klinkt meteen goed, en je weet ook meteen van wie het is. Je ziet dat ook bij Stravinsky. Ik heb heel vaak het gevoel dat je bij hem delen kunt verwisselen. Maar het houdt toch die kracht. Dat geldt ook een beetje voor deze balletmuziek. Ik wil uiteindelijk aan Rudi van Dantzig overlaten om te bepalen welke vorm hij er zelf in wil maken. Als je elk stuk als een piramide schrijft, dat elk organisme op zichzelf staat, kan dat. Ik werk vaak met heel extreme contrasten, met heel grote erupties. Dat is ook wel gevaarlijk, het kan een beetje te zwart-wit worden. Ik schrijf ook vaak extreem snelle tempo's voor. Muzikanten zijn het vervelendste als ze op hun routine spelen. Ik wil ze tegen de grens van het onmogelijke aandrijven, zodat het stuk boeiender wordt vanuit die spanning."

Van der Meulen: "Ik ben gefascineerd door wat ik voor de eenvoud maar even meerstemmigheid, meerlagigheid noem. Ik gebruik dikwijls meerdere tooncentra of ritmische gegevens. Dat geldt natuurlijk ook voor de verhouding van de muziek tot de andere theaterkunsten: de beweging, de ruimte, de tekst. Dus ik heb het gevoel dat de meerstemmigheid in de muziek zich dan ook kan voortplanten over andere media. Meerstemmigheid heeft altijd tot doel dat elk element, elke stem een eigen karakter draagt. Als dat je lukt, kun je zo'n muziekstuk ook zelfstandig wel uitvoeren."

Nylons

Meijering: "De meeste componisten zien balletmuziek als een soort B-gebeuren. Dat vind ik jammer. Muziek is interessant wanneer er meerdere lagen in zitten. Ik probeer de muziek zoveel lagen mee te geven, zonder dat het storend gaat werken voor het toneelbeeld. Toch probeer ik mijn balletmuziek zo te schrijven dat het muziek is die ook in concertvorm gespeeld kan worden. Er zit bijvoorbeeld in die vijf kwartier muziek een heel altvioolconcert, een stuk van achttien minuten, dat wil ik daarna apart uit gaan geven. Het gaat heel erg goed worden. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat ik het leuker vind als er iets gebeurt bij mijn muziek. Klassieke muzikanten zien er vaak saai uit, onverzorgd. Ik zou daar het liefst een paar aantrekkelijke dames in nylons zien. Daarom vind ik het dus beter als er iets bij gebeurt."


© Frits van der Waa 2006