Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24 januari 1987, Kunst, recensie

Fluweel klinkt uit saxofoon Olga de Roos

Concert: Schmitt, Gotkovsky, Meijering, Kastner, Yuyama, Milhaud, Ravel. Door: Olga de Roos, Marjolein Bakker, Saskia Kingma, Peter Prommel. In: Concertgebouw, Amsterdam.

Bij het optreden van het Ensemble Vier, donderdag in de Concertgebouwserie "Recitals door jonge Nederlanders" lijdt het geen twijfel wie van de vier in het middelpunt staat: saxofoniste Olga de Roos, aan wie binnenkort de Nederlandse Muziekprijs uitgereikt zal worden. De Muziekprijs, ingesteld als vervanging van de enigszins gedevalueerde prix d'excellence, is de hoogste lof die een aankomend musicus ten deel kan vallen.

Honderdvijftigjaar oud is de saxofoon al, en hoeveel componisten er ook muziek voor geschreven hebben, het blijft het lelijke jonge eendje van het klassieke instrumentarium. In de populaire muziek, en later ook in de jazz is de sax allang geaccepteerd. Misschien komt het juist daardoor dat het instrument in "betere kringen" nog dikwijls beschouwd wordt als een knorrende knalpijp.

Een misverstand. De op klassieke wijze bespeelde saxofoon is een sensueel en betoverend instrument.

Olga de Roos is een leerlinge van Ed Bogaard, die onder andere bekend is als altist van Nederlands Saxofoon Kwartet. In het cultiveren van een vloeiende, delicate toonvorming en een uitgebalanceerde dynamiek steekt ze zelfs haar leermeester naar de kroon. In haar handen krijgt het instrument de sonore koddigheid van de fagot, de fluwelen klank en lenigheid van de klarinet, en de lyriek van de viool.

Gestoken in een bij haar instrument passend koperkleurig jak, evenals de andere dameskostuums voorzien van postmoderne schoudervullingen, vertoont Olga de Roos haar kunsten, in steeds wisselende instrumentale combinaties.

Ook de andere spelers van het Ensemble Vier, pianiste Marjolein Bakker, harpiste Saskia Kingma, en marimba-speler Peter Prommel zijn musici van niveau, die perfect samenspel leveren.

Bij alle zeven onderdelen van het programma staat het speelse, virtuoze saxofoonwerk nadrukkelijk voorop. Het is een behaaglijk, vederlicht concert, met toegankelijke twintigste-eeuwse muziek vol loopjes en melodieën in exotische toonsoorten. Harp en marimba strelen het oor in niemendalletjes zoals een Eolienne van Ida Gotkovsky en een Divertimento van Akira Yuyama. Pure salonmuziek, evengoed als de Variations faciles et brilliantes van de Fransman George Kastner. Ravels Alborada del gracioso, wuft en wispelturig, en Milhauds Scaramouche, vol circus en carnaval, bevatten iets steviger kost.

Zelfs in het meest recente werk van het programma, Chiel Meyerings Schudden voor gebruik, blijven de floersige droomsferen waarin het overgrote deel van het concert zich afspeelt grotendeels gehandhaafd. ("Een mooiere ode aan Charlie Parker is niet denkbaar" vindt de componist zelf, niet gehinderd door valse bescheidenheid)

Soepel en elegant realiseren Olga de Roos cum suis de verrassende ontploffinkjes waarmee Meijering de wazige introductie uit de weg ruimt, de geleidelijke opbouw van een swingend netwerk van noten, en het wilde, plotseling afbrekende slot. Schitterend. Maar heimelijk ga je toch naar een echte jazz-growl verlangen.


© Frits van der Waa 2006