Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11 januari 1988, Kunst, recensie

Bij Voices is zingen geen loodzware ernst maar feest

Vocal Group Festival Voices: "Nieuw werk in uitvoering" door Vocem in de IJsbreker; "A European Songbook" door de Scholars, in de Waalse Kerk; en "Music of the Night" door Cantabile in de Meervaart, Amsterdam. Herhalingen tot en met 20 januari in diverse steden.

De Scholars koesteren zich in de klankweelde van renaissance-madrigalen. Vocem brengt een wereldpremière waarin zang en choreografie elkaar aanvullen tot volwaardig muziektheater. En bij Cantabile wordt de muziekgeschiedenis in luttele minuten bijeengeklutst tot een close-harmony-omeletje. Zo uiteenlopend is het aanbod in Voices, het zangfestijn dat vrijdag begonnen is en dat nog ruim een week een regen van concerten in tal van steden zal doen neerdalen.

Voices is een presentatie van zeven vocal groups, kleine gezelschappen die zich toeleggen op onbegeleide, solistisch bezette ensemblezang. Het mag een minimale gemeenschappelijke noemer lijken, in de praktijk is het een ijzersterk thema.

De eerste drie concerten die ik hoorde werden alle gegeven door Engelse groepen, en onthulden ondanks de enorme tegenstellinaen iets waar de doorsnee-Nederlander geen weet van heeft: zingen is een feest. Hier te lande wordt de zangkunst, een enkele uitzondering daargelaten, beoefend met een loodzware ernst, of het nu gaat om het wekelijkse galmen in de kerk, om een liederenrecital in het Concertgebouw, of zelfs om triomfmarsen van Verdi bij het Nederlands Operakoor.

Maar niet alleen de energie en de blijmoedigheid die de uitvoeringen in Voices uitstralen zijn opvallend. De geboden kwaliteit is al even verfrissend.

Het zeskoppige ensemble Vocem, dat met negen uitvoeringen een groot aandeel in het festival heeft, legt zich toe op muziektheater. In de twee speciaal voor de groep geschreven stukken van Engelse componisten die vrijdag hun première beleefden is de enscenering een wezenlijk onderdeel. Maar ook de vier delen uit Kagels Rrrr... krijgen een licht vervreemdende, ironische presentatie, die goed harmonieert met de groteske tinten waarin Kagel zijn visie op Resurrexit, Rêverie en Romance heeft gehuld.

Beaten Track van Jonty Harrison is meer een klankspel dan een muzikale compositie. Harrison wil met dit spoorweg-stuk commentaar leveren op de "sociale en economische uitbuiting van het volk door de maatschappij". Hij gebruikt daarvoor onder andere elektrische versterking, een tape met veel knallend metaal en explosies en zelfs een tekst als Arbeit macht frei (de leus die destijds op de poorten van de concentratiekampen stond). Tegenover die krasse middelen staat te weinig muziek. Er zijn obsederende doeke-doeke-treinritmes die een onderhuidse spanning oproepen, maar het overgrote deel van het uitgebreid aangeklede en uitgelichte stuk is al te letterlijk, rauw en naargeestig.

Heartbroke van David Owen vraagt daarentegen niet meer requisieten dan twee stoelen en een plaid. De centrale figuur is een man die bijna gestorven is aan een gebroken hart. Om hem heen voeren de vijf overige zangers een kaleidoscopische reeks van scènes op, waarin de spanningen en emoties van de liefdesrelatie telkens anders worden belicht.

Owen bedient zich van een muzikaal idioom dat duidelijk verwijst naar dat van pop- en musicalmuziek, maar waarin ook allerlei twintigste-eeuwse componeertechnieken gebruikt zijn. Schitterend is een scène die begint als een koele scheldpartij tussen twee van de zangers, maar die uitgroeit tot een gedanst en gezongen duel, waarin de woorden bitch en bastard verknipt en gevarieerd worden. Daardoorheen is dan ook nog het commentaar van de andere zangers gevlochten, die vertellen dat de twee toch van elkaar houden.

Hartveroverend is het Meervaart-optreden van Cantabile, vier heren uit het Londense musicalcircuit. Music of the night luidt de titel van het programma, maar het concert begint om twaalf uur 's middags. Al voor de zangers opkomen maken vier barkrukjes en een vleugel op het podium duidelijk wat we kunnen verwachten: cabaret. Maar de wervelende afwisseling van losweg aan elkaar gekletste liedjes en muzikale sketches is toch nog een verrassing. Cantabile is van alle markten thuis. Berlijns repertoire uit de jaren dertig, hits van Broadway, een vierstemmige versie van Strauss' Also sprach Zarathustra, compleet met gezongen pauken, en dat alles in listige arrangementen vol kwinkslagen, al dan niet ondersteund door de pianist.

Een technisch hoogstandje is de imitatie van een achterwaarts afgespeelde bandopname, inclusief de daarbij uitgevoerde danspasjes. Er is een haarscherpe persiflage op de moderne gecomponeerde muziek, waarin de zangers zenuwachtig friemelen met stemvorken en stopwatches. Cantabile heeft zich alert geöriënteerd op zijn Nederlandse optredens: behalve een aardig mondje Nederlands geven de zangers ook een paar belgengrappen ten beste.

Naast zo'n optreden is een concert als dat van de Scholars, een kwartet dat voortgekomen is uit het King's College Choir van Cambridge, opeens heel orthodox. Het programma bestaat deels uit Renaissance-"tophits" als Bonjour mon coeur van Lassus of Janequins Le chant des oiseaux, maar deels ook uit minder bekend repertoire, waaronder een schitterend Magnificat van de zestiende-eeuwse Spaanse componist Melchor Robledo, of een reeks "glees" , het eigenaardige genre waarmee allerlei minder bekende Britse componisten in de achttiende eeuw de madrigaaltraditie voortzetten.

Is vibrato vrolijk? De Scholars, met sopraan Kym Amps voorop, hanteren dit middel kennelijk bewust om lichtvoetige stukken nog optimistischer te doen klinken. Hoewel het tremuleren naast het geflakker van een willekeurige opera-zangeres nog heel bescheiden was, had ik er moeite mee. Het klankbeeld wordt onrustig en nerveus, en het veroorzaakt intonatieproblemen – overbodig, omdat de Scholars in de meer ingetogen stukken bewijzen dat ze wel degelijk in staat zijn helder en zuiver te zingen.

Dat doen ze ook in hun twee toegiften, arrangementen van Scarborough Fair en When I'm sixty-four, waarmee ze zich onverwacht op het terrein van Cantabile begeven. Maar dat lijkt, getuige deze drie concerten, symptomatisch voor de Engelse zangcultuur: het moeiteloos overschakelen van ernstige naar lichte muziek, in het besef dat die twee werelden niet gescheiden zijn, maar twee kanten van dezelfde medaille, de gouden plak van de ensemblezang.


© Frits van der Waa 2006