Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23 februari 1988, Kunst, recensie

Moskous koor beheerst fluisterzucht én orkaan

Het Moskous Kamerkoor o.l.v. Vladimir Minin, met muziek van Bavykin, Bortnjanski, Gretsjaninov, Rachmaninov, e.a. In het Concertgebouw, Amsterdam. Herhalingen t/m 6 maart.

Bozje moj, wat een concert. We wanen ons ruim tweeduizend kilometer ten oosten van het Concertgebouw, of ruwweg een halve eeuw terug in het verleden. Op het podium staan veertig zangers uit Moskou, de heren in rokken van negentiende eeuwse snit, de dames met kapsels die dank zij krulspeld en friseertang in geen maanden meer uit hun granieten plooien zullen raken. Personages die, jong of oud, rechtstreeks uit verhalen van Gogol of Tolstoj afkomstig lijken te zijn.

Het Moskous Kamerkoor klinkt zoals het er uitziet. Massief, donker en een tikje ouderwets.

Dat laatste is als het om muziek gaat niet altijd een aanbeveling. Maar bij het walmend pathos en het bij vlagen lillend vibrato, waar men zich in andere omstandigheden de tenen bij samen zou knijpen, zijn bij dit koor onlosmakelijke onderdelen van de gehanteerde esthetiek.

Ondanks de bronsgroen-eikehoutenharsgeur die het Moskous Kamerkoor aankleeft is het een betrekkelijk jong ensemble. Het werd in 1972 opgericht door dirigent Vladimir Minin. Minin bedient zich voor het aangeven van de eerste inzetten van een portable Casio-orgeltje. Voor het overige maakt hij gebruik van summiere hand- en soms niet meer dan vingerbewegingen. Suggestief modelleert hij zo de lange lijnen en spanningsbogen in de zeven liturgische composities van Russische bodem die het programma vermeldt.

Omdat het Moskous Kamerkoor beschikt over een veel breder repertoire is het jammer dat er, ook bij de komende concerten, geen ander werk wordt uitgevoerd.

Alle muziek in dit concert, die uiteenloopt van een anoniem zeventiende-eeuws Cherubijnenlied tot tamelijk recente toneelmuziek van Georgi Sviridov, heeft zijn wortels in de muziek van de Byzantijnse kerk. Daarin gaat het om de tekst: doorgaans staat er niet meer dan één noot op een lettergreep, omwille van de verstaanbaarheid (die aan de Nederlandse luisteraar uiteraard voorbijgaat).

De muziek kenmerkt zich door brede, plechtstatige akkoordprogressies met veel mineur-klanken, waarin de koorpartijen in grandioze en dikwijls massieve sonoriteiten op elkaar gestapeld zijn, tot twaalfstemmig toe. De schrijfwijze, met veel lage liggingen, is nauw verbonden met het Slavische stemtype. De snijdende kwaliteit van de Russische sopraanstem zal men elders tevergeefs zoeken. De Russische bas is van het stentor-type, en reikt vele tonen dieper dan die van zijn Westerse tegenhanger.

Een deel van het Amsterdamse publiek bestaat uit zulke tegenhangers: zangers van het Nederlands Kamerkoor. Op uitnodiging van dat gezelschap reizen de Moskovieten de komende twee weken door Nederland. Het ligt in de bedoeling van zulke gastoptredens door befaamde buitenlandse koren een nieuwe traditie te maken.

Het programma laat horen dat de Russische componisten binnen de beperkingen van hun kerkelijk vocabulaire nog een enorme variëteit wisten te bereiken, door de toepassing van allerlei verschillende stemliggingen en door het geraffineerd combineren van teksten, solo-gedeelten en haast orkestrale murmeleffecten. In de (avondvullende) Chrysostomus-liturgie uit 1910 van Sergej Rachmaninov, waaruit het koor een uittreksel brengt, zijn al die verschillende mogelijkheden met groot effect benut.

De ensemblegeest van het Moskous Kamerkoor geeft dat alles een extra dimensie en compenseert ruimschoots de wollige floers die het tremuleren der afzonderlijke stemmen soms over de intonatie legt. De dictie is perfect, wat juist bij alle complexe dubbel-klinkers en -medeklinkers van het Russisch een bijzondere prestatie is. En de vele escalaties, beginnend vanuit de geringste fluisterzucht en uitgroeiend tot een geluidsorkaan met windkracht tien – en vice versa –, verlopen traploos en zonder dat de kleur van de klank erbij inboet.

De eenvormigheid van het gekozen repertoire kan het concert op den duur niet vrijwaren van monotonie, maar de verrichtingen van het koor zelf blijven even curieus als overweldigend. Een zoetgevooisde aframmeling op je trommelvliezen, kom, even slikken, dat moet je er voor over hebben. En bij het afdalen van het podium reiken de heren de dames hoffelijk de helpende hand. Waar vind je zoiets nog?


© Frits van der Waa 2006