Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11 april 1988, Kunst, recensie

Alleen gonzen van doedelzak maakt PromeNos opwindend

PromeNosconcert: muziek van Matsushita, Britten, Honegger, Nishimura en Straesser, door het Radio Filharmonisch Orkest en Geoffrey Douglas Madge, piano, o.l.v. Richard Dufallo. In Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.

De gedachte achter de door de omroepen georganiseerde concertseries luidt dat de musici, en daarmee de muziek, bij een live-optreden een stimulus ondergaan, die bij een studio-registratie ten enenmale ontbreekt .

Dat kan. De VARA-matinees in het Concertgebouw, en de reeks "Bijzondere Muziekprodukties" die de KRO in Utrecht organiseert, bevestigen het.

De theorie gaat niet altijd op. Zo kreeg ik bij het PromeNosconcert van afgelopen vrijdag, rechtstreeks op Radio Vier vanuit het Utrechtse Muziekcentrum, het gevoel dat de musici beter rustig in de studio, en de concertbezoekers comfortabel bij de radio hadden kunnen blijven.

Met wat goede wil kan men nog staande houden dat het Radio Filharmonisch Orkest baat vond bij de belangstelling van een handjevol luisteraars. Maar over het heilloos effect van pauzerumoer op de tere klanken van traditionele Japanse muziek is geen discussie mogelijk. En wanneer een strakke radiodienstregeling ertoe leidt dat de eerste klanken van een wereldpremière worden begeleid door het gestommel van binnenkomers die niet snel genoeg van zaal verhuisd zijn, ga je je afvragen wie van de betrokken partijen nog plezier beleeft aan zo'n formule.

Het enige dat zo'n concert nog enigszins bijeenhoudt is de samenwerking met een buitenlandse omroep. Vrijdag was dat de Japanse radio. Vandaar dat het Gendai Sankyoku Ensemble het mocht opnemen tegen de koffiekopjes. Vandaar dat het Radio Filharmonisch Orkest mocht laten horen hoe in Alabaster van Isao Matsushita enkele spannende gedachten en een fraai orkestkoloriet geleidelijk ten onder gaan in bombastische climaxen. En vandaar ook dat violiste Mifune Tsuji en cellist Tadashi Tanaka de wereldpremière brachten van Akura Nishimira's Gaka IV, geschreven in opdracht van de NOS.

Gaka IV, het enige opwindende stuk van de avond, is een soort van gecomponeerde volksmuziek, waarin, als bij een doedelzak, steeds hetzelfde interval doorgonst. Nishimura werkt die kale tweeklank met groot raffinement uit. De spanning komt vooral voort uit wringende en geleidelijke afwijkingen, vaak in kwarttonen, waardoor complexe dubbelklanken ontstaan. De klank schuift door alle registers, om ten slotte in de hoogste regionen te belanden, waar zich uit reeksen boventonen melodische fragmenten vormen en de tweeklank tot drieklank wordt. Maar tegelijkertijd worden die welluidende klanken doorbroken door hevig dissonerende en glijdende knarstonen, door de beide spelers met evenveel energie en perfectie neergezet als de ijle fluittoonharmonieën.

Ook Triplum, een nieuw werk van Joep Straesser, waarbij het duo door altvioliste Karen McConomy tot trio werd aangevuld, viel een smetteloze eerste uitvoering ten deel.

Triplum is werkzaam opgebouwd als een reeks segmenten, waarvan er naarmate het stuk vordert steeds meer terugkeren. Er is een gedurige afwisseling tussen meerstemmige, complexe netwerkjes en blokken waarin het materiaal geconcentreerd is tot enkele intervallen, en waarin zelfs een zekere verwantschap met het werk van Nishimura te bespeuren is. Het stuk is met grote economie en liefde voor de gestreken klank gecomponeerd. Maar tegenover boeiende spelletjes met het materiaal staan momenten waarin het raderwerk door de carrosserie breekt en de noten doorwandelen als zielloze pionnetjes. Straesser componeert als iemand die lacht, maar zijn tanden niet durft te laten zien.


© Frits van der Waa 2006