Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 7 mei 1988, Kunst, recensie

Onverzettelijk noeste arbeid van De Volharding

Werk van Eylar, Janssen, Van Norden, De Bondt en Van Manen, door de Volharding, in Zaal De Unie, Rotterdam. Herhalingen: Gouda (9/5), Amsterdam (10/5), Delft (11/5), Zwolle (14/5), Maastricht (15/5), Nijmegen (24/5).

Het orkest De Volharding, deze maand op pad met een première-programma, draagt zijn naam met ere. In een tijd dat topkunst en aristocratische verfijning ook in de eigentijdse-muziek-sector factoren van betekenis lijken te worden is het een genoegen weer eens te stuiten op eerlijke, noeste noten-arbeid.

In de afgelopen jaren is weliswaar de strijd- en straatmuziek, die naast eigentijds werk bij de Volharding een belangrijke plaats innam, op de achtergrond geraakt. Maar nog steeds staat het orkest, dat bestaat uit elf blazers, een bassist en een pianist, voor een lijfelijk, onverzettelijk soort muziek, dat in nauwe samenwerking met de componisten tot stand gekomen is. En voor grote eendracht en een goed spelniveau.

Het voor deze concertreeks aangekondigde nieuwe werk van Amilcar Vasques Dias en Margriet Hoenderdos is tot nader order uitgesteld, en vervangen door Guus Janssens lucide compositie Woeha.

Twee van de vier overgebleven premièrestukken zijn geschreven door orkestleden. Het zijn geen vernieuwende, maar desondanks heel bruikbare werken, waarin de luidruchtige sound van het orkest met kennis van zaken benut wordt. In Cookie Girl van saxofonist Maarten van Norden zijn drie ritmische exclamaties met een melodisch staartje het uitgangspunt, dat voortdurend in andere gedaantes opduikt. Middenin zakt het stuk enigszins in, met een reeks weinig fantasievolle pianosolo's. Maar de grote nuchterheid en een big-band-achtig vocabulaire dat aan het slot verschijnt maken het tot een pakkend muziekstuk.

Mikroskoop van trombonist Willem van Manen is een nieuwe versie van Mikrotoop, dat hij in 1985 schreef voor het Kaalslag-ensemble, waar de Volharding deel van uitmaakte. Net als in eerdere stukken onderwerpt Van Manen zijn materiaal aan steeds doorgaande transformaties, wat het zicht op de samenhang enigszins belemmert. Nu eens beweegt de muziek zich in wazige, vloeiende harmonieën, dan weer in schijnbaar chaotisch gekakel, afgewisseld met precies en spetterend groepswerk of kortstondige uitstapjes naar een jazz-idioom. Het stuk heeft bovendien weinig rustpunten. Maar avontuurlijk is zo'n opzet wel.

De Amerikaanse componist Leo Eylar, door Van Manen voor De Volharding "ontdekt", heeft zich in zijn Poems of love and death laten inspireren door gedichten van Rilke. Het is, zeker voor de Volharding, een al te zoetsappig stuk geworden, met veel filmmuziek-klanken. Het derde deel heeft zelfs veel weg van een concert voor piano en blazers.

Daarentegen heeft Cornelis de Bondt met zijn La Fine d'una lunga giornata het Volharding-repertoire een geduchte adrenalinestoot toegediend. Het stuk is zo ingewikkeld dat het Volharding-beginsel om zonder dirigent te spelen voor èèn keer is verlaten. Cees van Zeeland hield orde op zaken.

La Fine d'una lunga giornata klinkt als een – iets eenvoudiger – vervolg op De Bondts voor Kaalslag geschreven De deuren gesloten: een extreme meerlagigheid, een beperkt assortiment aan klanken, het op gezette tijden overschakelen in een andere versnelling, het kortstondig doorschemeren van hymnische, tonale structuren, en lange, orgelende tonen, die de grootschalige architectuur van middeleeuwse organa in gedachten roepen.

Het is vooral de constructie, de opbouw waardoor het stuk zijn lading krijgt. Want ondanks de grote complexiteit is de oppervlakte van het stuk van een bijna monolithische drammerigheid. Het zet een aanhoudende druk op de hersenpan, die pas aan het eind enigszins wordt verlicht in merkwaardige harmonische en ritmische verschuivingen.


© Frits van der Waa 2006