Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 22 oktober 1988, Kunst, reportage

"De Materie is opera met beeldvorming"

ROTTERDAM - Het Preludium in Es uit Bachs Wohltemperierte Klavier, het soldatenliedje L'homme armé, de Amsterdamse scheepsbouw, de 17de eeuwse natuurkundige Gorlaeus, en de Acte van Verlatinghe, de Nederlandse "onafhankelijkheidsverklaring". Dat alles heeft Louis Andriessen gebruikt in het eerste deel van zijn opera De Materie. De vierdelige compositie is nu bijna voltooid. In januari gaat regisseur Bob Wilson ermee aan het werk. De Materie zal in het komende Holland Festival zijn eerste uitvoering beleven.

"De Materie is eigenlijk geen opera, maar vier grote stukken, achter elkaar uitgevoerd, met een "beeldvorming" erbij", zei Andriessen donderdag in de Rotterdamse Unie.

Hij beet de spits af in Op schouders van reuzen, een serie lezingen-met-concert, waarin componisten vertellen over hun bewondering voor vakgenoten uit het verleden, en de inspiratie die ze daaruit putten.

Voor Andriessen is dat Bach. Volgende sprekers in de serie zijn Gilius van Bergeijk (over Thelonious Monk), Huib Emmer (Sjostakovitsj) en Diderik Wagenaar (Ravel). Andriessen sprak een uur met geestdrift over Bach en de rol die zijn muziek speelt in het eerste deel van De Materie.

Wat Andriessen in Bach fascineert is "het dialectisch denken: muziek die tegelijkertijd heel simpel en heel ingewikkeld is". Als voorbeeld laat hij het Qui tollis uit de Hohe Messe horen: een vijfstemmige canon, met een gestaag doorwandelende bas en twee kabbelende fluitpartijen. "In zekere zin moet de expressie door de luisteraar zelf ingevuld worden. Het is een soort stasis, die ik tegelijkertijd als buitengewoon dramatisch, extatisch zelfs, ervaar."

Die houding zal ook in De Materie – waarvan overigens geen noot te horen viel – terug te vinden zijn. Andriessen: "Sinds de opkomst van de film is de realistische uitdrukking van gevoelens in opera niet relevant meer. De Materie gaat in wezen over hoe de mensen omgaan met wat ze omringt, over hoe de geest omspringt met de materie."

Elk van de vier delen van de opera heeft een lengte van circa 25 minuten en is gebaseerd op teksten uit een bepaalde periode uit de Vaderlandse Geschiedenis. De muzikale "grondvorm" is bepaald door de historische ambiance. Zo speelt het eerste deel in het Amsterdam van 1620, terwijl het muzikale model afgeleid is van Bachs Preludium in Es, "een toccata met ricercare". Andriessen heeft Bach "uitgeteld" en trof in het driedelige werk een nauwkeurige getalsverhouding aan van 3:5:15. Het eerste deel krijgt diezelfde proporties, maar dan op een veel grotere schaal.

Het motief van Bachs ricercare is, ontdekte Andriessen, afgeleid van de l'Homme armé-melodie, een gegeven dat vooral in de renaissance door talloze componisten is gebruikt. Dat leidde tot een ware musicologische speurtocht. "Ik wou ook iets met die Homme armé, maar dan wel met de meest authentieke, oorspronkelijke melodie. Wat zich nu in het stuk afspeelt is dat een groep instrumenten, hoorns, gitaren en nog wat, heel langzaam, precies mathematisch, tok, tok, hun Homme armé over het koor heen hameren. De noten liggen heel ver uit elkaar, maar ik heb toch de hoop dat je waarneemt dat daar een heel eigenaardige lijn van spijkers aan je gezichtsveld voorbijtrekt."

In de overige drie delen van De Materie speelt Bach geen rol. Het tweede deel is gebaseerd op teksten van de 13de eeuwse dichteres Hadewijch en speelt zich af in Zuidnederland. Het derde deel, De Stijl, eerder uitgevoerd in het Holland Festival van 1985, gaat over Mondriaan. Deel vier, ten slotte, is gebaseerd op teksten van de Tachtiger Willem Kloos.


© Frits van der Waa 2006