Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 29 september 1989, Kunst, recensie

Asko jongleert knap met versnelling en vertraging in muziek

Nancarrow, Cage, Feldman en Ligeti door het Asko Ensemble m.m. v. Ellen Corver en Volker Banfield o.l.v. David Porcelijn. Paradiso, Amsterdam. Herhaling: Rotterdam (vanavond, 23.30 uur).

Waarmee werkt een componist? Met noten, maatstrepen, akkoorden en instrumenten, zal menigeen zeggen. Maar dat is een te gemakzuchtig antwoord; je kunt net zo goed vaststellen dat een schrijver zich bedient van woorden en zinnen, of een schilder van verf. Nee, het belangrijkste en meteen het meest weerspannige materiaal waar elke componist mee te maken heeft is de tijd.

Tijd is rekbaar. Vijf minuten kunnen eindeloos lijken als je op een trein staat te wachten, maar voer je een boeiend gesprek, dan is er voor je het weet een uur om.

De componist kan de tijd verdichten en verdunnen. Maar een pasklaar recept is er niet voor, temeer ook omdat het effect bij elke luisteraar weer anders zal zijn.

Dat die uitwerking niet afhankelijk is van de hoeveelheid noten, maar eerder van hoeveelheidsverhoudingen bleek dinsdag bij het extreem geschakeerd programma waarmee het Asko Ensemble de serie 8 Proms in Paradiso opende.

De poëtische rimpelingen van Morton Feldmans uiterst sobere Instruments II stonden in fel contrast met het kolkende klanklabyrint van György Ligeti's Pianoconcert; en terwijl in het Concerto for prepared piano and chamber orchestra van John Cage het gevoel voor vorm en richting doelbewust uitgeschakeld wordt, treedt dit juist sterk op de voorgrond in de meersporige ritmische lagen van Conlon Nancarrows Study II, typerend voor de eigenzinnige denkbeelden van de componist die zijn muziek jarenlang uitsluitend aan pianolarollen heeft toevertrouwd.

Maar elk van de vier stukken, dun of dik, weelderig of kaal, dankt zijn kracht aan de balans tussen de versnellingen en vertragingen die het de klokwijzers van de subjectieve tijdservaring doet ondergaan.

Het heeft even geduurd, maar nu de Prom-serie, een samenwerkingsverband van een aantal prominente eigentijdse-muziekensembles, haar vierde jaargang ingaat lijdt het succes van de onderneming geen twijfel meer. De concerten zijn met ingang van dit seizoen ook te beluisteren in Groningen en Rotterdam. In Rotterdam gaat de serie als een reeks "Nachtproms" in de hal van de Doelen, waarmee een oude traditie in ere hersteld is.

Ook aan de grote publieke belangstelling voor het Amsterdamse optreden van het Asko Ensemble – dat nog maar enkele jaren terug doorgaans voor halflege zalen speelde – is te zien dat de moderne muziek werkelijk voet aan de grond heeft gekregen. En daar zijn geen concessies voor gedaan. Speciaal de muziek die het Asko uitvoert geldt nog steeds als "niet makkelijk", zelfs als je het hebt over de composities van Nancarrow en Ligeti, die door hun swing, speelsheid en geraffineerd geïnstrumenteerde tonale componenten het oor plezierig kietelen.

Het niveau van het ensemble is altijd al fenomenaal geweest, en wat dat betreft vormde dit concert geen uitzondering. David Porcelijn is weliswaar een dirigent die eerder uitblinkt door grondigheid en precisie dan door elektriseringsvermogen, maar dat laatste is bij de musici zelf ruimschoots voorhanden, en niet het minst bij de beide-klaviersolisten. Ellen Corver maakte met haar geconcentreerde bijdrage aan het concert van Cage duidelijk dat de ongewone geluiden van het met bouten en vlakgummi geprepareerde instrument niet alleen curieus maar ook betoverend zijn. Volker Banfield, solist in het concert van Ligeti, legde een soortgelijke serene zelfverzekerdheid aan de dag. Zijn inwendige muzikantenklok moet minstens een dubbele wijzerplaat hebben, gezien de verbazende, aan het schizofrene grenzende manier waarop hij het hoofd boven water houdt in de slagregens van noten waarmee de componist de rivier van de tijd in stroomversnellingen en kolkbewegingen brengt.


© Frits van der Waa 2006