Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 19 februari 1990, Kunst, recensie

Gecultiveerd, poezelig, maar onberoerd

The Creation van Haydn door The Orchestra and Chorus of The Academy of Ancient Music, Emma Kirkby, Anthony Rolfe Johnson en Michael George o.l.v. Christopher Hogwood. Concertgebouw, Amsterdam.

Christopher Hogwood en zijn Academy of Ancient Music traden vrijdag voor het eerst op in Nederland. Opmerkelijk voor een ensemble dat al zeventien jaar bestaat en dat in elke platenzaak prominent aanwezig is met rijtjes Mozart-, Haydn- en Beethoven-vertolkingen. In de sector authentieke uitvoeringen is een zo grote variëteit aan opvattingen ontstaan dat begrippen als "authentiek" of "historisch" nagenoeg dezelfde waarde hebben gekregen als het woord "milieuvriendelijk". Je kunt er alle kanten mee op.

Hogwood hoort in dit kamp tot de beschaafde, stilerende interpreten. Zijn esthetiek verschilt hemelsbreed van die van de eigenzinnige, flamboyante Roger Norrington, die vorige maand met zijn London Classical Players optrad in het Concertgebouw. (Overigens bevestigen de gewaden der vrouwelijke deelnemers – een kleurengaffima van smaragd, azuur en turkoois is favoriet – de wetenschap dat er tussen de orkesten in kwestie een levendige uitwisseling bestaat – niet slechts van de kostuums, maar ook van de dragers).

The Academy of Ancient Music maakte zijn Nederlandse debuut met Haydns Die Schöpfung, of liever – want het oratorium werd in het Engels gezongen – The Creation. Dat is minder absurd dan het lijkt, want de tekst die Haydn op muziek zette was een Duitse bewerking van een oorspronkelijke engelstalig libretto. Bovendien was Haydn in de jaren negentig van de achttiende eeuw menigmaal in Londen, en de oratoria van Handel die hij daar leerde kennen, waren mede aanleiding tot het componeren van Die Schöpfung.

De uitvoering was een vrijwel voortdurend genot voor het oor. Fluwelen, aan het poezelige grenzende timbres van de strijkers en de rietinstrumenten. Een traverso met een kleur die ik nog nooit gehoord heb, haast die van een blokfluit. Een koor met een helder, priemend geluid. De gecultiveerde onschuld van sopraan Emma Kirkby, wier onopgesmukt, ternauwernood door vibrato gekleurd stemgeluid volmaakt kan opgaan in dat van het grote ensemble om zich er daarna al even moeiteloos weer uit los te maken – een natuurlijke gratie waar de twee mannelijke zangers, respectabel en wel, niet aan konden tippen. En dan was er, uiteraard, Haydns muziek, met zijn sprankelende details, zoals de koerende duiven, de brullende leeuw, en de springende tijger, ingebed in een grote structuur die vol is van dramatische afwisseling, en toch voortdurend een staat van gelukzaligheid uitstraalt.

Maar – het hoge woord moet er nu toch heus uit – ik werd er niet heet of koud van. Hogwoods interpretatie is onberispelijk, maar ach, wat miste ik dat gevoel van stootkracht, van noodzaak, dat spel met de zwaartekrachten van arsis en thesis, dat wilde moment van de vrije val.


© Frits van der Waa 2006