Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 2 juli 1990, Kunst, recensie

Liedkunst van Cramer blijkt indrukwekkende vondst

Off Holland. Componistes Anna Cramer en Huba de Graaff. Shaffytheater, Amsterdam.

Toe maar. "Wilder en moderner dan Richard Strauss", "naast Lili Boulanger de grootste componiste uit het begin van deze eeuw". Zulke blafspraak vraagt om een korreltje zout.

Maar waratje, na het concert van donderdag moet erkend worden dat de aankondiging van het Off Holland Festival nauwelijks overdreven was. Het werk van Anna Cramer, want daar gaat het over, is gedurfd en het is muziek van de bovenste plank.

Van een herontdekking kun je nauwelijks spreken, eerder van een ontdekking. Over Anna Cramer is nauwelijks meer bekend dan dat ze geboren werd in 1873, piano en compositie studeerde aan het Sweelinck Conservatorium, dat enkele uitvoeringen van haar werk aan het begin van deze eeuw wisselvallige, zo niet discriminerende reakties opriepen, en dat ze in 1968 stierf in een verpleeghuis, 95 jaar oud.

Een groot deel van haar oeuvre is verloren gegaan. Het restant, een honderdtal liederen en anderhalve opera, is beland in de collectie van Willem Noske, de gedreven vergaarder van het Nederlands muzikaal erfgoed. Daar heeft het jaren lang gelegen, door de pure omvang van de verzameling onttrokken aan het oog van de onderzoeker. Pas onlangs heeft Noske de waarde van Cramers werk beseft. "En dit is nog maar het topje van de ijsberg", zei hij in zijn inleiding. "Anna Cramer was niet de enige verguisde vrouwelijke componist. Het werk van Marie Reijnvaan en Stella Stokvis is van een even hoog niveau" – voegde hij er op de hem kenmerkende wijze aan toe.

De veertien liederen die in dit concert werden uitgevoerd zijn alle gecomponeerd voor 1908 en horen volgens Noske nog niet tot Cramers allerwildste: "De meest geniale zijn onleesbaar." Hilariteit. "Nou ja, bijna."

De samenstelling van het programma getuigde van raffinement. De opening, een viertal wat zoetelijke, behaaglijke salonliedjes op teksten van Julius Roger, noopte tot scepsis. Des te onverhoedser kwam het eerste doelpunt aan, een heftig, motorisch en verbitterd Siegesfest op tekst van Von Liliencron.

Ook de daarop volgende liederen moeten het publiek van omstreeks 1900 ernstig in beroering gebracht hebben. Veel van Cramers liederen openen met een bijna argeloze onbevangenheid, om vervolgens – steeds in nauwe samenhang met de tekst – in gaandeweg turbulenter vaarwater te belanden. Zoals de meeste Nederlandse componisten van haar tijd was Cramer vooral Duits georiënteerd. Maar ze gaat menigmaal tot het uiterste van het harmonisch vocabulaire, met ambigue verbindingsakkoorden, stapelklanken en onverwacht intredende dissonanten. Haar muziek lijkt soms op die van Strauss en Wolf, maar er is ook de exaltatie van een Franz Schreker, en heel verrassend, de ironie van een Kurt Weill. Anna Cramer verkende de frontlinies van de muzikale ontwikkeling. Maar belangrijker is haar vormbeheersing. Hoezeer de wendingen in de muziek ook bepaald worden door de sfeer en de inhoud van de tekst, toch is ieder lied een samenhangend, sluitend geheel – met een enkele uitzondering als het uit zijn voegen barstende Erwachen in de grellen Tag.

Mezzo Rachel Ann Morgan zong betoverend mooi. En hoewel bariton Frans Huyts last had van een schorretje, en het spel van pianist Frans van Ruth niet zonder troebele momenten was, sprak ook uit hun inzet een grote geestdrift voor de bijzondere kwaliteiten van Anna Cramers muziek. Muziek die het waard is vaker gehoord te worden, op zijn minst in volgende concerten, maar hopelijk ook ooit in de minder vluchtige vorm van een cd-uitvoering.

Met de uitvoering van Huba de Graaffs Corenicken, daags na dit gedenkwaardige concert, beloofden de laatste dagen van het Off Holland-programma een boeiende confrontatie te zullen leveren: avantgardistes, toen en nu. Helaas strandde de uitvoering van Corenicken, een omvangrijk en ambitieus elektronika-project met klankbronnen in een ruimtelijke en theatrale opstelling, op een tekort aan voorbereidingstijd en falende apparatuur. Het had een "hevig en dynamies geluidspektakelstuk" moeten worden, maar bood nu weinig meer dan het uitzicht op een fraai ingerichte en uitgelichte podium-opstelling en op twee dames die, morrelend aan knopjes, slag- en snaarwerk, tegen beter weten in probeerden te redden wat er te redden viel. Hopelijk biedt de uitvoering in de Rotterdamse Unie (in november) een herkansing.


© Frits van der Waa 2006