Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 31 augustus 1990, Kunst, recensie

Mozart, en dan flink door elkaar gehusseld

L'oca del Cairo, operafragmenten van Mozart, door Kameropera Transparant, o.l.v. Eddy Habbema en Hans Rotman. Stadsschouwburg, Amsterdam. Herhalingen: t/m 2/9, vervolgens toernee.

Pas over anderhalf jaar (op 5 december 1991) is Mozart werkelijk twee eeuwen dood, maar de eerste symptomen van Mozart-koorts zijn er er reeds. Kameropera Transparant is de fase van allergische reacties, waarin het Van Gogh-gebeuren inmiddels beland is, in elk geval te vroeg af geweest.

Onder de titel L'Oca del Cairo brengt het in Antwerpen gevestigde gezelschap een voorstelling waaraan veel te genieten valt, ook al is er geen touw aan vast te knopen.

Het vertrekpunt van de voorstelling is de rommelige boedel aan aria's en operafragmenten die in de Mozart-catalogus opgetast ligt tussen, pakweg, KV 410 en KV 440. Na het succes dat Mozart in 1782 met zijn Entführung behaald had viel het hem niet mee een volgende opera op poten te krijgen. Dat had twee redenen: een goed libretto was moeilijk te vinden, en bovendien was de "marktpositie" van de 27-jarige componist nog allerminst zeker.

Mozart ondernam twee serieuze pogingen een opera buffa te schrijven. Van L'Oca del Cairo (KV 422) voltooide hij vrijwel een hele akte, van La sposo deluso (KV 430) niet meer dan vier fragmenten. Voorts schreef hij verschillende Einlagen voor opera's van andere componisten. Een partituur gold in die tijd niet als heilig: het toevoegen of vervangen van nummers – gewoonlijk ingegeven door de wensen van zangers – was de gewoonste zaak van de wereld.

Wat te doen met dit ongesorteerd zootje schitterende muziek? Er valt geen samenhangend, laat staan avondvullend muziektheaterwerk uit te peuren. In concertvorm dan maar? Maar in de concertzaal verdwijnt het drama te zeer achter een vertolking, achter de persoonlijkheid van een zanger.

Het is Transparant gelukt om er toch iets van te maken, juist door de verschillende brokken nog verder door elkaar te mengen. Een opera mag het nauwelijks heten: het is eerder een bloemlezing, een collectie Mozart-clips, die niettemin laat zien dat opera echt een podiumkunst is.

De segmenten van L'Oca del Cairo – nog altijd het grootste brok – worden voortdurend afgewisseld met andere nummers – ensembles, duetten, aria's, komisch maar soms ook ernstig. Wat er nog aan verhaallijnen en personages rest lost op tot conventies en types. En juist daardoor komt Mozarts raffinement – zijn geniale gave om aan die conventies en types toch weer een oorspronkelijke draai te geven – des te sterker op de voorgrond.

De collage-vorm krijgt zelfs nog een alibi, in de vorm van een "raamvertelling", geschreven door Martin van Amerongen. Tussen de bedrijven door zien we een regisseur die een schouwburgdirectrice poogt te winnen voor zijn plannen om L'Oca del Cairo (en de rest) juist in deze vorm op te voeren ("Ik knoop niets aan elkaar, ik laat horen en zien!"). Daar komt nog een dubbele bodem bij, want die toch al spotzieke dialogen worden gevoerd door Eddy en Cox Habbema, dus door de regisseur en de schouwburgdirectrice zelf – en daarnaast ook nog eens broer en zus.

De zangers, deels van Belgische, deels van Nederlandse komaf, zijn tamelijk goed opgewassen tegen de soms nogal onevenredige eisen die deze Mozart-mix stelt. Het orkest, gerecruteerd uit leerlingen van het Gentse Conservatorium klinkt nu eens wat beslagen, dan weer gloedvol – net als de interpretaties van dirigent Hans Rotman.

Maar fascinerend blijft het om te horen hoe Mozart voorouders van Bartolo, Figaro en Leporello karakteriseerde, hoe weelderig hij orkestreerde en hoe hij vooruitliep op Rossini's ratelende parlando-effecten.

De aankleding – hedendaagse, vrij potsierlijke zomerkleding, die bij stukjes en beetjes plaatsmaakt voor echte operakostuums, en een fraai uitgelicht decor van witte panelen, die steeds suggestievere configuraties vormen – onderstreept de manier waarop de luisteraar zich, ondanks zijn aanvankelijke weerstand tegen de fragmentarische opbouw, ten slotte toch gewonnen moet geven voor de dramatische kracht van Mozarts muziek. Want het ensemble dat ooit de eerste akte van L'Oca del Cairo had moeten besluiten doet in stuwkracht en vaart niet onder voor menige andere Finale van Mozart.


© Frits van der Waa 2006