Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 13 oktober 1990, Kunst, recensie

Opera over William Blake gaat aan eigen radicaliteit ten onder

Bethlehem Hospital: William Blake in Hell, opera van Huib Emmer en Ken Hollings door Theatergroep Hollandia o.l.v. Johan Simons en Lucas Vis. Psychiatrisch Centrum Vogelenzang, Bennebroek. Voorstellingen tot 25 oktober; inl.: 075-310231.

De opgave die Huib Emmer en Ken Hollings zich in hun opera Bethlehem Hospital hebben gesteld is niet gering. Als vertrekpunt dienden werk en karakter van de door visioenen bezochte Engelse dichter/graficus William Blake. Het opgeworpen probleem is ethisch, en gaat over de menselijke ziel als kruispunt van verheven en laag-bij-degrondse instincten. De handelingen spelen zich af in het gekkenhuis waar Blake volgens een fictief verhaal de laatste dertig jaar van zijn leven zou hebben gesleten.

Dat het resultaat zwaar op de maag zou liggen was voorspelbaar. Dat het zo onverteerbaar is geworden is desondanks een hele teleurstelling.

Het aardigste wat je kunt zeggen van Bethlehem Hospital is dat het stuk ten onder gaat aan zijn eigen radicaliteit. Het graniet-achtige idioom van componist Emmer, het naast elkaar zetten van blokken gesproken en gezongen tekst, de beslissing om het stuk in handen te leggen van een theatergroep, en zelfs de keus om de opera "op lokatie" – in de kapel van het Psychiatrisch Centrum Vogelenzang – te spelen, uit dat alles spreekt een afschuw van halfslachtigheid.

Bethlehem Hospital heeft weinig gemeen met een traditionele opera, op één ding na. Het stuk eindigt met een sterfscène. Die neemt de hele derde acte in beslag en is in alle opzichten dodelijk. Tot op dat ogenblik is Emmers muziek nog tamelijk boeiend. Weliswaar ligt dat eerder aan abstracte grootheden als een gevarieerde lay-out en haarscherp afgewogen klankcontrasten dan aan ideeënrijkdom of theatrale stuwkracht. Zijn tweestemmig contrapunt is meesterlijk, maar alleen daarmee maak je geen opera. In de slot-acte, die anders dan de voorgaande twee geheel doorgecomponeerd is, loopt zijn starre, module-achtige behandeling van akkoorden, ritmes en tonen volkomen aan de grond.

Vanzelfsprekend is librettist Hollings daar mede schuldig aan. Het is wat veel gevergd een hele acte te vullen met aan Blake ontleende inwendige, in de tekst opgesloten herinneringen, beelden en bespiegelingen. Wagner kon daar wat mee, maar Emmer niet.

De spelers en de muzikanten treft geen blaam. Vooral Charles van Tassel en David Barron, die aanvankelijk een waanzinnige chirurg en een pyromaan, vervolgens de profeten Ezechiel en Jesaja, en ten slotte een in tweeën gespleten Blake spelen, werken zich manmoedig door hun eindeloze teksten heen. Arme Haenen komt als Blakes echtgenote wat minder uit de verf. En het orkest, een gelegenheidsensemble, aangevoerd door Lucas Vis, realiseert de percussieve blokkendoospartituur met ijzeren consequentie.

Het is jammer dat regisseur Johan Simons, opgescheept met dit grimmige werkstuk, de compromisloze geest ervan niet goed heeft weten te vatten, en zijn toevlucht heeft gezocht in driftige bewegingen en effecten, die soms goed gevonden, maar even vaak potsierlijk zijn. Spelers slaan elkaar met boeketten om de oren, de twee profeten dragen tot op de grond reikende valse baarden, er explodeert zelfs een hoofd. Een hardhandige stilering van de handeling had de voorstelling weliswaar niet gered, maar toch een stuk genietbaarder gemaakt.

De vormgevers daarentegen hebben het wel begrepen: uit glas, metaal en steen hebben ze een rechtlijnig toneelbeeld opgetrokken. Voorin staat een doorzichtige vierkante zuil met daarin een halfnaakte man, een terdoodveroordeelde gevangene. Het is de enige figuur met een persoonlijkheid, zo blijkt wanneer hij halverwege het stuk zijn mond opendoet. Voor een operavoorstelling die meer dan twee uur duurt is het een wat pijnlijke slotconclusie, maar de essentie ervan ligt in die ene – de enige – beklemmende scène, een gesproken monoloog van tien minuten.


© Frits van der Waa 2006