Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28 januari 1991, Kunst, recensie

Een mouw te veel aan Messiaens mooie jas

Benjamin, Messiaen, Boulez en De Leeuw, door het Radio Kamerorkest en Claude Helffer o.l.v. Ed Spanjaard. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: vanavond, 20.02 uur.

Het geheim van de muziek schuilt behalve in haar abstracte orde ook in haar zinnelijkheid. Weinig componisten zijn die tweede, minst doorgrondelijke kern zo dicht genaderd als Messiaen, de 8Z-jarige grootmeester aan wie de VARA-Matinee dit seizoen een achtdelige concertserie heeft opgedragen.

De les van Messiaen in beeldspraak: een muziekstuk moet goed in zijn jas zitten, maar die jas moet ook lekker aanvoelen en ruiken en mooi zijn om naar te kijken. De metafoor is niet zo ver gezocht. Messiaen heeft immers herhaaldelijk beschreven hoe muziek bij hem meer zintuigen streelt dan alleen de oren.

Bij de zesde aflevering van de hommage-serie werd het werk van Messiaen geflankeerd door dat van drie van zijn leerlingen: de Engelsman George Benjamin (31), de Fransman Pierre Boulez (65) en de Nederlander Ton de Leeuw (64), die elk op hun eigen manier wat van Messiaens materiaalgevoeligheid hebben opgestoken. Hoe veel, dat zul je nooit zeker weten, omdat bij een goede verhouding tussen leraar en leerling altijd een zekere geestverwantschap een rol speelt. Bovendien is het voor Boulez en De Leeuw jaren geleden dat ze bij Messiaen in de klas zaten.

Voor George Benjamin, met wiens At first light het concert opende, is dat nog niet zo lang terug. Benjamin is onmiskenbaar getalenteerd, maar aan dit kleurige, verfijnde jasje, gecomponeerd op 22-jarige leeftijd, zat toch minstens een mouw te veel, om nog maar te zwijgen over de overbodige, ballast in de binnenzakken. Het stuk maakt vooral benieuwd naar hoe het de componist nu, negen jaar later, vergaat.

In het nieuwste werk van Ton de Leeuw, Danses sacrées voor piano en kamerorkest, vloeien vorm en functie van het materiaal daarentegen bijna ineen. Het stuk is opgebouwd in helder gelede secties, waarin toch steeds weer dezelfde principes opduiken. Zowel door die vorm, als door zijn motoriek doet het werk aan als een door de wasverzachter gehaalde variant op Stravinsky's Sacre.

Maar De Leeuw staat boven plagiaat of imitatie. Hij staat in een traditie. Tegelijkertijd onttrekt hij zich daaraan, want hij zoekt niet naar spanning en conflict, maar laat die als het ware groeien in een geleidelijk ontwikkelende stroom van patronen. Zijn modale schrijfwijze biedt plaats aan dissonanten, maar die vallen als vanzelf op hun plaats in relatie tot de steeds aanwezige spiltonen. Het is eerder het spel van samenvallende en uit elkaar drijvende kleuren en ritmes dat leidt tot een gevoel van behaaglijke opwinding. Claude Helffer en het Radio Kamer Orkest leverden onder Ed Spanjaard een smetteloze première, die evenwel in dynamisch opzicht wat uitbundiger had gekund.

De Sept haïkaï van Messiaen zelf kregen een dwingende uitvoering. Messiaens klankpoëzie, in dit geval bevolkt door een in de partituur uitvoerig beschreven menigte Japanse vogel-geluiden, zijn compact en strikt, dan wel evocatief en bedwelmend, en hebben dezelfde obsederende aantrekkingskracht als sterrebeelden: tekens van voor eeuwig gefixeerde, onbereikbare hemelmechanieken. De zonderling rinkelende, percussieve klankrimpels en richels van Boulez' Eclat (1965) zijn, hoewel veel abstracter, beweeglijker en toch minder afstandelijk dan de hermetische muziek van de meester. Een verrassend concert was het allerminst. Maar dat is een luxe-probleem, veroorzaakt door het hoge niveau dat bij de VARA-Matinee de vaste standaard is geworden.


Reactie, 2 februari 1991

Moeilijk

"Maar De Leeuw staat boven plagiaat of imitatie. Hij staat in een traditie. Tegelijkertijd onttrekt hij zich daaraan, want hij zoekt niet naar spanning en conflict, maar laat die als het, ware groeien in een geleidelijk ontwikkelende stroom van patronen. Zijn modale schrijfwijze biedt plaats aan dissonanten, maar die vallen als vanzelf op hun plaats in relatie tot de steeds aanwezige spiltonen. Het is eerder het spel van samenvallende en uit elkaar drijvende kleuren en ritmes dat leidt tot een gevoel van behaaglijke opwinding" - en zo verder in de recensie "Een mouw te veel aan Messiaens mooie jas" (de Volkskrant van 2S januari).
Redactie, begrijpt u het? Zo ja: denkt u dat de gemiddelde lezer het óók begrijpt? Zo nee: denkt u dan dat de gemiddelde lezer er iets van snapt als ú het al niet kunt volgen? Met dit soort hoogdravend blabla is naar mijn mening niemand gediend. Het zal er zeker niet toe leiden meer begrip voor dit soort – toch al vrij moeilijke – muziek te verkrijgen.

AMSTERDAM        W. H. Vriesman


© Frits van der Waa 2006