Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 16 maart 1991, Kunst, interview

Muziekprijs-laureaat Arno Bornkamp, aankomend komeet op de saxofoon

"Voor hetzelfde geld was ik nou geograaf"

AMSTERDAM - Een maand in Osaka. Pendelen van Amsterdam naar Bordeaux. Op bezoek bij Stockhausen en Berio. Ondertussen elke week op en neer naar Enschede om les te geven. Twee cd's opgenomen. Concerten gegeven, als solist, met ensembles en met orkesten. Stilgezeten heeft Arno Bornkamp, aankomend komeet op de alt- en tenorsaxofoon, de afgelopen drie jaar bepaald niet.

De 31-jarige Bornkamp sluit vandaag zijn studie voor de Nederlandse Muziekprijs af in het Amsterdamse Concertgebouw. Hij geeft dan, met het Radio Kamer Orkest en dirigent Hans Vonk, de eerste uitvoering van het voor hem geschreven Saxofoonconcert van Geert van Keulen.

"Ik ben geen natuurtalent", vindt Bornkamp van zichzelf. "Het is ook pas heel laat ontdekt dat ik de muziek in zou kunnen. Voor hetzelfde geld was ik nou geograaf bij de gemeente."

Bornkamp begon op tienjarige leeftijd met een klarinet, speelde mee in schoolorkesten, en schnabbelde in dixieland-bandjes, tot de behoefte aan een saxofoon "ondraaglijk" werd. Zijn eerste sax, een tenor, kocht hij pas toen hij achttien was. "Daar speel ik nog steeds op. Ik ben er ook helemaal mee vergroeid, ik zou niet makkelijk op een ander instrument kunnen spelen."

Hij begon met een studie geografie, wilde die combineren met de conservatorium-vooropleiding (jazz uiteraard), "zoefde alle kanten op" bij het toelatingsexamen en werd aangenomen. Binnen drie maanden was het bekeken met de geografie.

Hoewel hij, aangespoord door zijn leraar Ed Bogaard, al snel overstapte naar het klassieke repertoire, en zich daarom ook op de altsax toelegde, kijkt Bornkamp met dank terug op zijn jazz-verleden: "Ik heb er met name onbevangenheid op het podium van meegekregen, maar ook het gemak van het uit het hoofd spelen en het kunnen inspringen op wat er gebeurt, of misgaat. Dat soort besef is goud waard. En bovendien hebben heel veel componisten zich laten inspireren door jazzmuziek."

Na zijn afstuderen in 1986, "met de hoogst mogelijke onderscheiding", verdiepte Bornkamp zijn kennis van het klassieke saxofoonspel bij de Franse grootmeester Daniel Deffayet, en meldde zich in 1988 aan als kandidaat voor de Nederlandse Muziekprijs, de hoogste "graad" die een musicus binnen het Nederlandse muziekonderwijs kan behalen.

Slechts heel uitzonderlijke muzikanten komen door de ballotage. Ze krijgen vervolgens twee of drie jaar de tijd om zich verder te bekwamen op hun instrument, waarbij ze steeds nauwlettend in de gaten worden gehouden door de beoordelingscommissie.

"Je kunt het voor een groot deel zelf uitstippelen", zegt Bornkamp. Hij besloot zijn Muziekprijs-studie in het teken te zetten van de hedendaagse saxofoonmuziek. Zijn credo is duidelijk: "We moeten er voor zorgen dat het instrument over nog eens honderdvijftig jaar niet een modeverschijnsel geweest blijkt te zijn, maar dat het echt een plaats in het muziekleven heeft verworven. Het repertoire moet de aanleiding zijn om saxofoon te blijven spelen, niet andersom."

"Wat ik eigenlijk wilde onderzoeken was de relatie tussen de componist en de interpreet. Daar tussenin staat natuurlijk de notentekst. Maar hoe punctueel moet je daar mee omgaan? Wat is je eigen inbreng? In hoeverre kunje daarmee experimenteren? Dat was mijn idee, vooral ook omdat ik van nature nogal vrij speel, maar merkte dat dat niet altijd to the point was. En door met componisten in de slag te gaan merkte ik dat die meestal heel duidelijk weten wat ze willen."

Dat mes snijdt aan twee kanten. Want de inzichten die Bornkamp opdeed tijdens zijn lessen bij de Franse sax-expert Jean-Marie Londeix en bij de Japanse saxofonist/componist Ryo Noda, bleken voor het traditionele repertoire net zo waardevol.

Belangrijk vindt Bornkamp vooral de articulatie, de verschillende manieren om de toon aan te zetten: "Dat is in de hedendaagse muziek een belangrijk uitdrukkingsmiddel van de componist geworden. Als je daar goed op let kun je ook allerlei andere stukken weer ongelooflijk op laten knappen."

Zo heeft hij het saxofoonconcert van Jacques Ibert, waarmee hij al in 1982, bij het Nationaal Jeugd Orkest, zijn deuut als solist had gemaakt, opnieuw tegen het licht gehouden. "Dan zie je in de saxofoonpartij een heel precies opgeschreven articulatie. Dat kun je sostenuto spelen, zodat je er eigenlijk niet veel van hoort: in veel scholen is de articulatie toch een erg ondergewaardeerd aspect. Maar als je die dingen echt precies doet gaat het stuk veel meer leven, dan komt er ineens een heel duidelijke extra lijn in."

Het ontwikkelen van een bepaalde klank, een eigen timbre, kost veel tijd. Dat is niet alleen een kwestie van studie, maar ook van experimenteren met verschillende mondstukken en rieten. "Daar ben je dan heel trots op, daar doe je niet zo makkelijk concessies aan", zegt Bornkamp. "Ik weet nu: dit soort materiaal, daar moet ik het mee doen. Het stuurt je een bepaalde richting op, maar het geluid, dat zit hier (hij wijst op zijn mond, op zijn borst) en de klankvoorstelling zit hier, in mijn hoofd. Ik doe het toch uiteindelijk zelf. En als je het instrument eenmaal beheerst geeft het zo ongelooflijk veel extra: het geeft gewoon mee, als je iets bedenkt – een bepaalde expressie, een klank, een vibrato, het gebeurt gewoon. Het staat wat dat betreft heel dicht bij de menselijke stem. En dat hoor je."

Het behalen van de Nederlandse Muziekprijs is een goede aanzet voor een carrière als solist, maar Bornkamp is allerminst van plan om zijn ensemblespel daarbij in te laten schieten: zijn duo met pianist Ivo Janssen, zijn positie als tenorist in het Aurelia Kwartet, en het zeskoppige ensemble Trinitá, dat hij vorig jaar heeft geformeerd.

"Zuiver muzikaal gezien gaat mijn hart het meest uit naar het kwartetspel. Dat is het moeilijkste dat er is: om met een viertal mensen die allemaal een verschillend instrument uit dezelfde familie bespelen een zo groot mogelijke eendracht te bereiken. Iedereen is even verantwoordelijk voor zijn partij, en de communicatie moet dus optimaal zijn.

"Daarvan komt natuurlijk ook iets bij het publiek terecht, maar de communicatie van musicus tot musicus is voor mij de belangrijkste drijfveer om te spelen. Met een pianist kun je natuurlijk fantastisch samenspelen, zeker met Ivo Janssen, maar het staat verder van elkaar af. Je bent dan toch meer voor jezelf bezig. En met orkest spelen is prachtig om te doen, maar als rolverdeling vind ik het minder interessant. Ik voel me het liefst onderdeel van een groep."

Het heeft Bornkamp niet belet Geert van Keulen om een saxofoonconcert te vragen. Hij is bijzonder ingenomen met het stuk, al heeft hij er hard voor moeten werken. Bijna elke dag een uur of zes, en dat weken achter elkaar. "Ik ben geen dwangneuroot, maar het was nu echt nodig."


© Frits van der Waa 2006