Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 3 september 1991, Kunst, recensie

Theatraal stuntwerk opent seizoen Nederlandse Opera

Russen schitteren in Mazeppa

Mazeppa, van Tsjaikovski, door de Nederlandse Opera o.l.v. Hartmut Haenchen en Richard Jones. Muziektheater, Amsterdam. Tot 1 oktober.

Had de Oekraïense onafhankelijkheidsstrijder Ivan Stepanovitsj Mazeppa (1644 -1709) kunnen lezen hoe Alexander Poesjkin hem afschilderde in zijn historisch gedicht Poltava, dan had hij vreemd opgekeken. Had Poesjkin op zijn beurt kunnen zien hoe Pjotr Iljitsj Tsjaikovski het gedicht had omgewerkt tot een opera, Mazeppa, dan had hij zich verbaasd. En had Tsjaikovski zondag in het Muziektheater kunnen zien hoe vormgevers Steven en Timothy Quay en regisseur Richard Jones gestalte aan zijn Mazeppa hebben gegeven, dan was hij van zijn stoel gerold.

Dat wil allemaal niet zeggen dat het een uit het spoor gelopen voorstelling is. Integendeel, ze is eerder onberispelijk. Het voornaamste probleem is de opera zelf. Mazeppa wordt zelden opgevoerd (in Rusland is dat anders) en dat is niet voor niets. Het werk doet aan als een nogal impulsieve muzikale respons op de kluwen van emoties die Tsjaikovski bij Poesjkin aantrof.

De narigheid zit hem vooral in het karakter van de hoofdpersoon. Mazeppa is een "kwaaie": een wrede, op macht beluste grijsaard, maar met een zwak plekje: de – hoe kan het anders – noodlottige liefde tussen hem en Marija, de dochter van zijn vriend Kotsjoebej. De twee gaan er vandoor (eerste bedrijf). Kotsjoebej valt in Mazeppa's handen en wordt terechtgesteld (tweede bedrijf). Mazeppa wordt verslagen door Peter de Grote (symfonisch tussenspel). Hij vlucht. De waanzinnig geworden Marija blijft achter bij haar door Mazeppa neergeschoten jeugdvriend Andrej (derde bedrijf).

Wat in dit melodrama niet deugt is dat Mazeppa geacht wordt zielsveel om Marija te geven, en tegelijkertijd haar vader naar het schavot stuurt. Nu draaien operaliefhebbers noch -componisten hun hand om voor een onaannemelijkheidje, maar deze fout is te fundamenteel, en ook Tsjaikovski is er niet echt uit gekomen. Zijn Mazeppa is zuiver schizofreen, en op een of andere manier werkt dat door in de hele opera. Naast sublieme passages zijn er tal van momenten waar, zij het smaakvol, gezeverd wordt.

Het is de vraag of Mazeppa nog wel een enscenering verdient, en of de opera niet net zo goed tot zijn recht komt in een concert-uitvoering (zoals de VARA-Matinee die een jaar of tien geleden al bracht).

Met dat al is deze nieuwe produktie toch buitengewoon goed geslaagd. Allereerst dank zij de vrijwel uitsluitend Russische zangersploeg die de Nederlandse Opera en de co-producerende Bregenzer Festspiele bij elkaar hebben gezocht. Stuk voor stuk zijn het zangers met een robuust, vrijwel vibratovrij geluid. Vooral sopraan Ljoebov Sharnina (Marija) en bas Anatoli Kotsjerga (Kotsjoebej) imponeren met hun beheersing van timbre en expressie, en bewegen zich door alle registers en dynamische schakeringen even soepel. Hetzelfde geldt voor bariton Sergej Leiferkus (Mazeppa), al is zijn stemkleur iets minder oorstrelend. Larissa Djadkova verleent de partij van Marija's moeder een heftige dramatiek, terwijl Vitali Tarasjenko, belast met rol van Brave Hendrik (Andrej), in elk geval laat horen hoe men uit volle borst dient te sterven.

Met zulke zangers op het podium hoeft een dirigent niet bang te zijn het orkest-aandeel, waar nodig, het volle pond te geven. Hartmut Haenchen mag rodeo rijden en dan volgt het Nederlands Philharmonisch Orkest hem als een volbloed-mustang. Maar Haenchen houdt de teugels strak, en weet ook Tsjaikovski's milde orkestkleuren zorgvuldig te mengen.

Je zou, als vormgever, Mazeppa heel braaf en neutraal in het feodale Rusland kunnen situeren. Maar dan zouden de zwakke kanten van het stuk onverbloemd naar voren komen. Richard Jones en de gebroeders Quay hebben er voor gekozen het stuk te ontdoen van historische ballast en het publiek een grimmig, bijna surrealistisch, maar toch Russisch getint spektakel in het gezicht te slingeren. Het decor, opgebouwd uit schots en scheef op elkaar staande wanden, gebogen stukken rails die cyrillisch schrift suggereren, en gesmolten seinpalen is schitterend om te zien.

De naargeestige aspecten van het verhaal zijn door Jones zwaar aangezet, vooral in de soms wel heel volgepropte massa-scènes. Mazeppa en zijn trawanten zijn kaalgeschoren en dragen totalitaire uniformen. Beulen zijn van alle tijden, en dat vooral in Rusland, is kennelijk de mededeling. Maar wanneer Kotsjoebej's kozakken zo'n kaalkop te pakken krijgen blijken het evenmin lieve jongens te zijn. De mevrouw die kort na de pauze de zaal uit vluchtte heeft zich in elk geval de aanblik van Kotsjoebej's executie – met het hoofd op de tramrails – bespaard. Men zij dus gewaarschuwd. Anderzijds: in Rusland doen ze het met een bijl en och, het is immers maar tomatenketchup.

Van Mazeppa neem je weinig meer mee naar huis dan de herinnering aan een bouwsel dat overeind wordt gehouden door een oogverblindend decor, vocale kanonnen en theatraal stuntwerk. Paardemiddelen, maar ze worden zo virtuoos en tot op de seconde nauwkeurig gedoseerd, dat er niets anders opzit dan slikken, en dan opbiechten dat het toch wel lekker was.


© Frits van der Waa 2006