Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 29 november 1991, Kunst, recensie

Gelegenheidsdirigent Mintz levert matte Beethoven af

Beethoven-programma door het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Schlomo Mintz. Rotterdam.
Mozart-programma door het Koninklijk Concertgebouworkest en Ronald Brautigam o.l.v. Frans Brüggen. Herhaling: Utrecht (2/12). Radio 4: 4/12.

Een vermaard instrumentalist kan ook een begenadigd dirigent zijn, maar wet is dat niet. Pianist Vladimir Ashkenazy, de zanger Peter Schreier en de cellisten Heinrich Schiff en Mstislav Rostropovitsj, om er maar een paar te noemen, hebben hun artistieke werkterrein met succes uitgebreid door de dirigeerstok ter hand te nemen. Het begint wel een beetje op een trend te lijken. Zo wordt het Noord Nederlands Orkest van 10 tot 13 december aangevoerd door Jean-Bernard Pommier (pianist). En bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest was het een violist, Schlomo Mintz, die de afgelopen drie dagen Beethoven mocht strijken en slaan.

Voor Mintz was het vast heel spannend om in het Vioolconcert met zijn achterhoofd te dirigeren. En ook in de Pastorale, waar de 34-jarige Amerikaan beide handen vrij had, waren de Rotterdamse musici hem blijkbaar welgezind, want klinken deed het allemaal wel. Maar werken deed het niet, ook al verhief de violist Mintz, na enkele (voor een speler van zijn kaliber) onvaste geluiden in het openingsdeel van het Vioolconcert, zich geleidelijk tot een eenzame hoogte.

Uit Mintz' behandeling van de Pastorale sprak veel toewijding en tegelijkertijd bijzonder weinig fantasie. Hoewel Mintz uit het hoofd dirigeerde en zich af en toe flink kwaad maakte, klonk het alsof hij zich plompverloren door een ruitjespapier met maatstrepen heen werkte. Wat je met enige welwillendheid objectief, of berustend zou kunnen noemen kwam in feite neer op een matte en minimaal gearticuleerde interpretatie. Tijd voor zelfkritiek dus.

Beter verging het Frans Brüggen woensdag bij het Concertgebouworkest. Het is nu ruim tien jaar geleden dat BrUggen zijn loopbaan als blokfluitspeler opgaf om zijn eigen Orkest van de Achttiende Eeuw te gaan leiden. In de afgelopen jaren heeft Brüggen meer en meer ook traditionele muziekgezelschappen met zijn inzichten vertrouwd gemaakt, en daarmee veel lof geoogst.

Het Concertgebouworkest voegde zich in dit Mozart-programma voortreffelijk naar Brüggens klankvoorstelling. Hoewel zijn niet altijd ondubbelzinnige stijl van dirigeren een enkele maal tot onzekere inzetten leidde en men de ouverture Die Zauberflöte een beetje hardhandig aanpakte was er een voortdurend evenwicht tussen de verend neergezette akkoorden, met hun halfdoorschijnende timbres, en de open, lichte melodielijnen.

In de muziek die Mozart in 1773 schreef voor het toneelstuk Thamos, König in Ägypten frappeerden vooral de vocale onderdelen, door hun merkwaardige voor-afspiegelingen van de achttien jaar later gecomponeerde priestermuziek uit Die Zauberflöte. Brüggen bereikte een stralende fusie tussen het orkest en het Nederlands Kamerkoor; alleen de dames-solisten flakkerden als kaarsen in de wind.

Toch was het een concert dat overtuigde, maar niet overrompelde – met een uitzondering voor het aandeel van pianist Ronaid Brautigam. Zijn lucide voordracht van het Pianoconcert in C, KV 503 bevatte verscheidene momenten waarin de muziek zich los leek te maken van al het stoffelijke, het instrument en zijn bespeler incluis.


© Frits van der Waa 2006