Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24 januari 1992, Kunst, interview

Van A naar W, zonder hoogtepunten


Richard Rijnvos, 27 jaar, is een opvallend talent onder de jonge Nederlandse componisten. De komende week speelt het Nederlands Blazers Ensemble onder leiding van Frans Brüggen zijn nieuwste stuk, Sarabande et double, geschreven voor dezelfde bezetting (nou ja, niet helemaal) als die van Mozarts Gran partita. "Ik kijk helemaal niet naar de buitenkant van muziek." Over labyrintische machinerieën, het blaaspoeporkest, en noten met een eigen wil.

"Ik heb de verwerpelijke gewoonte om graven te bezoeken van componisten die ik heel erg bewonder."

Richard Rijnvos grijnst. Achter zijn brilleglazen glinstert een curieuze mengeling van ernst, spot, iets verlegens soms. De 27-jarige componist is net terug van een weekje vakantie in Tsjecho-Slowakije, waar bij de laatste rustplaats van Leos Janacek heeft bezichtigd – en, in een moeite door, die van Kafka. Bij Stravinsky, in Venetië, is hij al twee keer geweest. De tweede keer lag Luigi Nono er ook. "We hebben toen het hele kerkhof gezien, want het bleek dat hij een tijdelijk graf had."

Rijnvos' muziek klinkt niet als die van een Stravinskiaan. dus ik vraag hem: Wat bewonder je in Stravinsky?

"Het probleem is dat er zo veel is waar ik van houd, dat ik geen dingen uitsluit. Je kunt van iedereen wat leren, al is het alleen maar hoe het niet moet. Ik denk dat de meeste Nederlandse componisten Stravinsky heel erg van de buitenkant hebben bekeken, en dat je dat ook kunt horen. Daar is niks mis mee, hoor. Maar ik ben een componist die helemaal niet naar de buitenkant van muziek kijkt."

Wat is dan de binnenkant van Stravinsky?

"Dat is vaak bet technische, het theoretische dat aan die composities ten grondslag ligt. De manier waarop Stravinsky met twaalftoonstechniek is omgegaan is totaal onorthodox. Ik ben op het conservatorium heel streng opgevoed met Berg en Schönberg en Webern, het is heel bevrijdend als je dan bij Stravinsky komt die zich daar helemaal niets van aantrekt."

Maar je zou ook kunnen zeggen dat de binnenkant iets spiritueels is.

"Nee... ik zie componeren vooral als een ambacht. Er komt zoveel theoretisch en praktisch handwerk bij kijken. Een partituur uitschrijven, het handwerk van het instrumenteren, dat zijn voor mij heel wezenlijke dingen. In Duitsland bijvoorbeeld komen de componisten vaak eerst met grote filosofieën en manieren om tegen de wereld aan te kijken. Daar komt dan een stuk uit, en of dat een beetje krakkemikkig georkestreerd is of niet, dat doet er vaak niet toe, want het gaat om de boodschap. Daar heb ik helemaal niks mee.

"Ik heb thuis een gigantische rij partituren, maar geen enkel instrumentatieboek. Daar geloof ik niet in. Als ik wil weten hoe lage hoorns klinken, neem ik Mahler uit de kast. Dan zoek ik dat ene stukje in de Derde symfonie op, en ga precies kijken welk register mooi is. Daar hecht ik heel veel waarde aan."

Nog voor hij in mei 1989 aan het Koninklijk Conservatorium afstudeerde, vestigde Rijnvos zijn naam als getalenteerd componist. Het jaar daarvoor kreeg zijn pianostuk Study in five parts een eervolle vermelding in het Gaudeamus Concours. Terzelfdertijd trok bij de aandacht met Zahgurim, whose number is twenty-three and who kills in an unnatural fashion, een stuk voor vier slagwerkers en basblokfluit dat even heftig is als de titel doet vermoeden.

"Dat is een heel raar stuk geworden," vindt Rijnvos, "omdat ik ontdekte dat de luisteraars de muziek allemaal een beetje op dezelfde manier beleefden. En ik dacht: 'Ja, dat wil ik misschien helemaal niet. Misschien moet ik toch teruggaan naar muziek die in staat is een dusdanig niveau van abstractie te bereiken dat daar heel verschillende reacties op kunnen komen.' Dan kom je bij absolute muziek."

Ik zie je inderdaad niet gauw een opera componeren.

"Nou..." Er flitst weer iets achter de bril.

Rijnvos zit niet om werk verlegen: met de nog liggende opdrachten kan hij wel twee jaar vooruit, te meer omdat hij streng is voor zichzelf en daardoor langzaam werkt: "Als ik een stuk af heb vraag ik me altijd af: moet ik nou wel een nieuw stuk maken? Componeren gaat me zo slecht af, het is zo'n worsteling, dat ik het soms helemaal niet leuk vind. Maar het is toch nog beter dan de straat schoonvegen of zo. Ik heb het idee dat ik absoluut geen routine opbouw. Ik begin elke keer weer met blanco. Ik denk dat dat de reden is dat al mijn stukken zo verschillend worden."

Alleen over zijn voorlaatste werkstuk, de radiofonische compositie Radio I, geschreven in opdracht van de NOS, is Rijnvos ten volle tevreden. Het is een muzikaal "hoorspel", gebaseerd op een tekst van Samuel Beckett. "Voor het eerst van mijn leven had ik het gevoel van: Gô, elke noot staat op de goede plek."

Rijnvos' meest recente compositie, Sarabande et double, is geschreven voor het Nederlands Blazers Ensemble en wordt de komende week vijf maal uitgevoerd onder leiding van Frans Brüggen, samen met Mozarts Gran partita en het Capriccio van Tristan Keuris uit 1978. De koppeling, luidt het motto. Rijnvos kreeg het verzoek een stuk te schrijven dat, net als dat van Keuris, dezelfde bezetting heeft als Mozarts serenade (twaalf blazers en contrabas).

Dat is het niet helemaal geworden. Rijnvos liet de contrabas vallen en voegde piccolo, trombone, slagwerk, celesta, piano en drie altviolen toe. "Voor blazers alleen kan ik helemaal niet schrijven. Ik heb de Gran partita heel vaak gedraaid, en dan is er een bepaalde kleur in al die blazers – ik noem het een blaaspoeporkest – een mengeling van hobo's en klarinetten, die een soort van harmonicageluid wordt. Dat vind ik zo vreselijk. Vandaar dat ik piano en strijkers heb toegevoegd om dat te omzeilen."

De titel Sarabande et double is lichtelijk misleidend, want het is geen dansmuziek, en tweedelig is het evenmin. "Het stuk heette eerst Double", verklaart Rijnvos, "maar dan staat er in het Engels iets anders. Het is gewoon de bedoeling dat mensen het op zijn Frans uitspreken."

Een double is namelijk een muzikale variant. En dat is Rijnvos' Double ook – het stuk "doubleert" niet alleen de bezetting van Mozarts serenade, maar is bovendien op hetzelfde materiaal gebaseerd als Radio I.

Rijnvos slaat de partituur open, wijst op bladzijde 56 het vertrekpunt aan: "Het zijn twaalf noten, maar het is geen twaalftoonsreeks, er zitten meteen al octaven in."

Dat simpele materiaal – zes opeenvolgende tweeklanken – leende Rijnvos weer van zijn collega en goede vriend Micha Hamel: "Micha zat in zijn eerste jaar en had een pianostukje gemaakt, en, ja, dat was aardig. Maar de eerste twaalf noten van dat stukje vond ik geniaal. Micha zat ook met dat probleem en probeerde er een andere draai aan te geven, maar bij kwam gewoon niet verder." Rijnvos ging – stilzwijgend – ook aan de slag met het gegeven. Dat lukte niet, tot hij in de laatste tweeklank een noot veranderde.

"Wat ik toen ontdekte is iets heel erg waardevols voor mij, maar het is haast een mysterie. Ik heb een heleboel dingen geprobeerd en er was er maar één goed. Zo ontdekte ik gaandeweg dat die noten een eigen wil hadden. Ik kreeg bijna het idee dat er een bepaalde ongeschreven wet was die zei hoe het verder moest. Het was alleen mijn taak om dat te vinden."

Hoe kun je daar nu een heel stuk uit maken?

"Dan moet ik een heel ingewikkeld ding laten zien, wat ik normaliter eigenlijk niet doe." Weer zo'n scheve grijns. Hij duikt onder tafel, komt boven en opent een meticuleus uitgevoerd manuscript. Schema's met hokjes vol noten en getallen.

"Die noten van Micha heb ik in een hokje gestopt, en dan vouwt het zich helemaal open, dus je stopt er als het ware een kwartje in, en ineens krijg je een hele matrix vol tonenmateriaal."

De machinerie is labyrintisch, maar met wat hulp van de componist snel te doorgronden. Intervallen en tijdsverhoudingen worden geregeerd door getallen. Die leiden tot ketens van tonen, binnen de hokjes zelf, maar ook door het hele diagram heen. Die "stuurgetallen" hebben weer te maken met de grote getallen in elk hokje. Waar komen die vandaan?

"Dat komt zo: in die matrix van 7 bij 7 staan de getallen van 1 tot en met 49. Maar ze staan op zo'n manier dat alle verticale en horizontale rijen, en ook de diagonalen, dezelfde som hebben. Dat heet in de wiskunde een magisch vierkant. Nou, dat is het geheim van mijn hele componeren" (hij grinnikt), "en daar loop ik het liefst helemaal niet mee te koop, want dan word je meteen weer beschouwd, ja, niet als een twaalftoonscomponist, maar als een magisch-vierkant-componist. En dat ben ik helemaal niet."

Rijnvos erkent wel dat hij gefascineerd is door getallen. "Dat die getallen op die bepaalde manier staan, dat is een soort van orde die er al is en die ook buiten mij bestaat. Het is een eenheid, net als een wereldbol, die zijn eigen contouren heeft. Daar kun je niet aan gaan morrelen."

Hij legt uit dat Sarabande et double is gebaseerd op vier verschillende matrixen, die tevens de tijdsverhoudingen regelen, wat via via leidt tot een structuur die doorspekt is met lange en korte tussenspelen.

Waarom heb je dit nodig? Zijn zulke schema's hulpmiddelen om te realiseren wat je in je hoofd hebt?

"Nee, ik loop niet op straat met een melodietje in mijn hoofd, dat ik dan thuis probeer op te schrijven. Daar gaat componeren helemaal niet meer over volgens mij. Waar het over gaat is dat je een bepaald gegeven krijgt aangereikt – dat reik ik mezelf aan – en dat je moet zien je daar uit te redden. Met wat in zo'n hokje staat kan ik nog alle kanten op. Ik heb een bepaalde tijdsduur, ik heb wat nootjes, een paar instrumenten. Het is bijna niks. Het is geen reeks, er zitten hooguit zeven tonen in een hokje. Dan moet ik net zo lang zoeken tot die tonen in die tijd zin krijgen. En de manier waarop ik daar uitkom is heel persoonlijk."

Is complexiteit een doel van je?

"Het is mijn doel om muziek te maken. Ik ga er van uit dat complexiteit of eenvoud niet een doel moet zijn maar een resultante. Dat vind ik zo fantastisch aan iemand als John Cage, die bijvoorbeeld een nummerstuk als Five schrijft, waarin bijna geen noten staan, en twee jaar later, met min of meer dezelfde technieken, de Freeman etudes, en die staan helemaal vol. Maar ik ben wel heel voorzichtig met wat ik voor de instrumenten schrijf, omdat ik wil dat elke noot juist zo mooi mogelijk neergezet kan worden."

"Wat ik al heel lang belangrijk vind is stukken te maken zonder hoogtepunten en zonder ontwikkeling. Muziek die bij A begint en bij de letter W of zo ophoudt en een organisch geheel is zonder dat het zijn eenheid ontleent aan een onveranderlijke reeks. Het heeft me ettelijke jaren gekost voor ik eindelijk een stuk kon schrijven waarin niet iedereen kon aanwijzen 'Kijk, daar is het hoogtepunt.' Dat is ontzettend moeilijk, dat moet je echt afleren."

Met een gebaar naar de partituur van Sarabande et double: "Hier zit geen hoogtepunt meer in... hoop ik."


© Frits van der Waa 2006