Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 30 maart 1992, Kunst, recensie

Schönberg en Stravinsky in één vaste hand

Schönberg en Stravinsky, door het Residentie Orkest, het Koor Nieuwe Muziek en solisten o.l.v. Oliver Knussen. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 29 april, 20.15 uur.

Oliver Knussen is vermoedelijk de grootste dirigent aller tijden. Toen ik eens in de schouwburg achter hem zat bleef er van mijn blikveld weinig meer over.

Maar ook in figuurlijke zin is de 39-jarige beer uit Groot-Brittannië een opmerkelijk personage. Hij is een gevierd componist, ook in Nederland, waar onder andere zijn opera Max en de Maximonsters is opgevoerd. Hij is actief als organisator; en ook heeft hij een uitstekende staat van dienst als dirigent van twintigste-eeuwse muziek. Bij de Nederlandse Opera is hij een graag geziene gast: daar dirigeert hij volgend jaar Punch and Judy van Harrison Birtwistle. En als om zijn drie dagen eerder bekend gemaakte benoeming tot vaste gastdirigent van het Residentie Orkest te bezegelen bracht Knussen zaterdag met het Haagse gezelschap een juweel van een programma.

Het thema van het concert was de muzikale controverse tussen Schönberg en Stravinsky. Controverse: een wel erg sterke benaming voor de verschillen tussen twee grootmeesters die onafhankelijk van elkaar hun eigen weg kozen – ook al maakte Stravinsky in de twintig jaar dat hij Schönberg overleefde, zich meester van diens twaalftoontechniek.

Het programma bood een fascinerende, rap alternerende rondrit langs de twee op zich zelf al kaleidoscopische oeuvres, waarbij de nadruk lag op korte en zelden uitgevoerde, maar daarom niet minder karakteristieke werken in de meest uiteenlopende bezettingen. Het was een listige vondst het concert te openen met Schönbergs Genesis-ouverture en te besluiten met Stravinsky's The flood. Daarmee was de cirkel rond, en de controverse gedeeltelijk opgelost. Met die twee zo verschillende muzikale interpretaties van het scheppingsverhaal werd aangetoond dat Schönberg en Stravinsky in elk geval een diepgaande belangstelling voor Bijbel en religie gemeen hadden.

Vraag me niet de elf verschillende onderdelen in dit kleine hokje te proppen, maar noteer de radio-uitzending in de agenda, en zet de bandrecorder klaar. Want hoe kom je anders aan een opname van Schönbergs curieuze Drei Satiren uit 1925? Laat staan aan zo'n onberispelijke uitvoering als die van het Koor Nieuwe Muziek. Of aan Stravinsky's Shakespeare-songs, met hun kieskeurig afgewogen noten, die in de niet te versmaden uitvoering van sopraan Lucy Shelton perfect op hun plaats vielen.

Verbluffend was Sheltons realisatie van de vrijwel onzingbaar hoge noten in Schönbergs Herzgewächse, temeer daar ze het kunststukje op verzoek van de dirigent nog eens herhaalde. Knussen doet dat wel vaker, een kort stuk beter laten bezinken door het twee keer achtereen te laten horen. Het is een gewoonte die voortreffelijk aansluit bij het artistieke beleid van het Residentie Orkest, dat al jaren doende is zijn publiek vertrouwd te maken met minder toegankelijk repertoire. Met succes, want de zaal was goed bezet en de aandacht groot.

Dat gold evenzeer voor het orkest zelf, dat onder Knussens van elk uiterlijk vertoon gespeende, maar respect afdwingende directie zijn beste beentje voorzette. De broeierige atmosfeer in Schönbergs Begleitmusik zu einer Lichtspielszene, de rondwentelende figuren in Stravinsky's Ode, alles kreeg kleur, contrast en richting. Ja, helemaal onberispelijk was het niet, maar de kraakheldere weergave van Stravinsky's The Flood uit 1962 rekende af met alle reserves. Dit sluitstuk, een voor de televisie gecomponeerde kruising van opera, cantate en hoorspel, bracht alle medewerkers aan het concert bijeen op het podium, inclusief Bernard Jacobson, artistiek directeur van het RO, aan wie een declamatie-kunstenaar verloren is gegaan, gezien het nu eens plechtige, dan weer humoristische cachet dat hij de Noach-partij verleende.


© Frits van der Waa 2006