Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 4 april 1992, Kunst, recensie

De Hemel is een van de beste Nederlandse stukken sinds twintig jaar

Chailly laat compositie Schat glimmen als een limousine

Mossolov, Ives, Varèse en Schat, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 8 april, 20.15 uur.

Modern of niet modern? Dat is de vraag die de C-serie van het Concertgebouworkest al geruime tijd oproept. Mede door toedoen van chefdirigent Riccardo Chailly is de eertijds ernstig sukkelende serie met nieuwe muziek omgebouwd tot een combi-pakket waarin telkens oud en nieuw repertoire uit deze eeuw naast elkaar gezet wordt.

Met succes, want de loop zit er weer in. Ook de ster-uitstraling van Chailly helpt daarbij een handje. Het orkest heeft zelfs voor het komende seizoen een mini-C-serie (met de C van Chailly) in de aanbieding. Wat is nu belangrijker, de dirigent of de muziek?

Modern of niet – dat is dan heus minder belangrijk. Donderdag deed zich het paradoxale geval voor dat de drie stukken uit het begin van deze eeuw moderner – dat wil zeggen: radicaler – waren dan het pas twee jaar geleden voltooide opus 37 van Peter Schat, De Hemel.

Nu moet de componist nog geboren worden die Charles Ives en Edgard Varèse naar de kroon steekt, althans als het gaat om het volkomen op eigen houtje ontdekken van totaal nieuwe gebieden en uitdrukkingsmogelijkheden. En de vergelijking gaat bovendien niet op omdat Schat allerminst uit is op een breuk met de traditie: hij streeft juist naar een verzoening.

Net als Schönberg heeft Schat, na jarenlang worstelen met de grammatica van de nieuwe muziek, een alomvattende theorie opgesteld, en net als Schönberg heeft hij deze nieuwe verworvenheid prompt gebruikt om het soort muziek te schrijven dat hem het liefst is. En dat is – bij beiden – muziek met de voluptueuze contouren, de thematische samenhang en de emotionele lading die men gewoonlijk aantreft in de grote werken van de Romantiek.

Dat heeft Schönberg niet belet meesterwerken te componeren. En hoewel Schat er aanvankelijk niet in slaagde de euforie waarvan zijn uitvinding hem vervulde ook op de luisteraar over te dragen, is hij daarin met De Hemel wel degelijk geslaagd. Het is ontegenzeggelijk een van de beste Nederlandse stukken van pakweg de laatste tien, twintig jaar.

Het werk, een reeks van twaalf variaties, duurt bijna drie kwartier en laat zich beluisteren als een toneelspel-in-muziek. Dat is niet zo wonderlijk, want het stuk is geschreven als een balletcompositie. De verschillende thema's, karakters haast, verschijnen en verdwijnen, treden op in verschillende combinaties, maken metamorfoses door, raken op de achtergrond om na verloop van tijd weer onverhoeds op te duiken.

Het decor is een hechte, rijkgekleurde harmonische ondergrond, met verrassende traptreden, tegelpatronen en verbindingsgangen, waar zich, als figuranten, tal van nevenfiguren bewegen.

De Hemel werd vorig jaar, tijdens het Holland Festival, voor het eerst uitgevoerd door het Residentie Orkest onder Hans Vonk. Sindsdien heeft Schat er – vooral tijdens de orkestrepetities en in samenspraak met Chailly – nog flink aan gepoetst. De instrumentatie is hier en daar uitgedund, en bovendien is het slot gewijzigd.

Vorig jaar eindigde het stuk nog met een lang, massief akkoord, dat plotseling oploste naar één toon. Die passage is iets korter gemaakt, en het laatste gebaar is nu een energieke zwiep omhoog.

Chailly's interpretatie is geprofileerder dan die van Vonk destijds (de revisies zullen daarbij ook een rol spelen) en het Concertgebouworkest loopt en glimt als een luxe limousine die pas flink is doorgesmeerd, al functioneert de kwintolensproeier minder goed dan die van het Residentie Orkest.

De enorme notenstaketsels van Varèses Arcana liet Chailly tot imponerende hoogten optorenen, zonder dat de zaak ging wiebelen.

Ondanks de straffe discipline kregen de scherpe, hoekige contouren van de muzikale structuur een lichte wolligheid – alsof Chailly wilde laten horen dat Varèses compositorische snijbranderstechniek toch voortkomt uit het het handsmeedwerk van zijn voorgangers. Hetgeen te betwijfelen is. In Mossolovs IJzergieterij daarentegen is die schatplichtigheid overduidelijk, hoe luidruchtig de machinerie ook te keer gaat.

Modern, niet modern? Misschien is het gewoon een heel ouderwetse vraag, en gaat het alleen nog maar om de noodzaak voortdurend je oren gespitst te houden. En daartoe dwong dit concert zeker, vooral tijdens de ijle, haast onaards klinkende uitvoering van Ives' The Unanswered Question.


© Frits van der Waa 2006