Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 16 oktober 1992, Kunst, recensie

Schats Opening eist hoge buitelvaardigheid

Schat en Mahler, door het Radio Filharmonisch Orkest en Jean-Yves Thibaudet o.l.v. Edo de Waart. Muziekcentrom, Enschede. Herhaling: Amsterdam, 17 oktober. Radio 4: 20 oktober.

Voor Peter Schat is het de afgelopen jaren hollen of stilstaan geweest. Door de uitvoeringsperikelen rond zijn opera Symposion raakte de componist enige tijd buiten beeld. Hoewel enkele fragmenten van de opera een concertante uitvoering beleefden maakte Schat pas vorig jaar een echte come-back met zijn sterke orkestwerk De Hemel.

En nu werden met een tussenpoos van zes dagen twee nieuwe Schat-stukken ten doop gehouden. Vorige week bracht het Brabants Orkest Opening (opus 38) in première. Opus 39, Etudes voor piano en orkest, beleefde woensdag zijn eerste uitvoering, onder handen van het Radio Filharmonisch Orkest en pianist Jean-Yves Thibaudet.

Als een van deze beide werken repertoire zal houden (want dat is bij nieuwe muziek altijd nog maar de vraag) is het ongetwijfeld Etudes, een fantasierijk, gecomprimeerd stuk waarvoor Schat de negentiende-eeuwse briljante pianistiek als vertrekpunt heeft gekozen. Dat aspect kreeg bij de vingervlugge Thibaudet, die moeiteloos door de fonkelende arpeggio's en rap mitraillerende nootjes heenzwierde, het volle pond. De piano speelt onbetwist de hoofdrol, met het orkest in een ondersteunende functie.

Met dit werk laat Schat horen dat het door hemzelf ontworpen Toonklok-stelsel hem nauwelijks meer belemmert in het ontplooien van zijn fantasie. Al is het parcours dat in Etudes wordt afgelegd uiterst gevarieerd, toch waarborgt een handvol telkens terugkerende constellaties de samenhang. Wel is opvallend hoezeer harmonie en melodie bij Schat uit dezelfde bron voortkomen. Samen met de beweeglijke, maar zelden sterk geprofileerde baslijnen, leidt dat tot een licht floersige klankgeving, waarin lijn en samenklank zelden scherp tegen elkaar worden afgezet.

Het aandeel van het Radio Filharmonisch Orkest was onberispelijk, en dat was des te respectabeler omdat het tweede programma-onderdeel, de Vijfde Symfonie van Gustav Mahler, een groot deel van de energie en repetitietijd opgeslokt moet hebben. Dirigent Edo de Waart heeft, gezien zijn voortvarende, bijna onstuimige benadering, blijkbaar veel affiniteit met deze naar verhouding extraverte Mahler-symfonie.

Aan Schats Opening, gecomponeerd naar aanleiding van de opening van het Eindhovense Muziekcentrum, zullen daarentegen alle betrokkenen, de luisteraars incluis, minder aangename herinneringen bewaren. Het stuk is even lang als Etudes – ongeveer twintig minuten – maar steekt veel minder goed in zijn jas. Niet alleen wijzen lange toonketens, opgebouwd uit steeds identieke tooncellen, op een nogal mechanistische toepassing van de Toonklok-principes, maar bovendien blijft het stuk meer dan eens hangen in monotone ostinato-bewegingen. De instrumentatie daarentegen is kleurrijk en grotendeels transparant. En aan inspiratie heeft het Schat, getuige verscheidene opwindende momenten, niet ontbroken. Eerder aan zelfkritiek.

Datzelfde gebrek heeft ongetwijfeld geleid tot zijn zonderlinge aanval op chef-dirigent Arpád Joó. Tijdens de pauze van het concert reikte hij een persverklaring uit waarin hij Joó van incompetentie betichtte. Toegegeven, Joó's uitvoering van Opening getuigde niet van opmerkelijke analytische vermogens. Maar dat de muziek teleurstelde lag ook aan het werk zelf, dat bovendien de buitelvaardigheid van de musici zwaar op de proef stelt.

Schats uithaal was op zijn minst overtrokken. Maar zijn grootste fout was dat hij de dirigent direct daarvoor nog de hand geschud had. Achteraf bezien was dat niets minder dan een Judaskus. Dus als Schat nooit meer gespeeld wordt in Brabant heeft hij dat helemaal aan zichzelf te wijten.


Uit de krant van 10 oktober 1992:

Schat beklaagt zich over dirigent

Van onze kunstredactie

EINDHOVEN

'Mijn deurwaarder is een wonder van muzische bevlogenheid vergeleken bij deze dirigent', schrijft Peter Schat over Arpád Joó. Nadat het Brabants Orkest donderdagavond in het nieuwe Frits Philips Centrum in Eindhoven, zijn werk Opening in première had: gebracht deelde de componist een persverklaring uit waarin hij zijn beklag doet over de geringe hoeveelheid repetitietijd die aan zijn werk besteed is. De verantwoordelijkheid voor 'deze droevige gang van zaken' legt hij bij dirigent Joó.

'Alleen omwille van de musici, en, omdat ik op het laatste moment nog een halve repetitie heb kunnen afdwingen, heb ik tenslotte in een uitvoering ingestemd', aldus Schat. Hij vergelijkt de vrijheid van meningsuiting die de musici onder Joó's 'regime' genieten met die van de burgers van het voormalige Oostblok.

Het Brabants Orkest weerspreekt Schats kritiek. Aan Opening is tijdens vier tutti-repetities en drie groepsrepetities gewerkt, schrijft de orkestdirectie in een tegenverklaring: 'De voorbereidingstijd was eerder te ruim dan te krap'. De kwalificaties die Schat van Joó geeft noemt ze 'lachwekkend'. De directie wijst er op dat de ontevredenheid van de componist hem niet belet heeft na de première op het podium te verschijnen om Joó de hand te schudden, en vindt het onbegrijpelijk dat hij zijn persverklaring toen al op zak had.


© Frits van der Waa 2006