Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14 januari 1994, Kunst, recensie

Sobere, liefdevolle regie van Il Re Pastore

Audi voert jonge Mozart naar kruispunt in Libanon

Il Re Pastore van Mozart, door de Nederlandse Opera o.l.v. Pierre Audi en Graeme Jenkins. Muziektheater, Amsterdam. Herhalingen t/m 28 januari.

Bij Mozart moet er altijd even bij verteld worden hoe oud hij was. Negentien, in het geval van Il Re Pastore. Het zelden opgevoerde operaatje geldt als zijn laatste jeugdwerk. Vrij van tekortkomingen is het zeker niet, maar die komen niet voor rekening van de componist, en in de nieuwe enscenering van de Nederlandse Opera worden die volledig goedgemaakt door de liefdevolle behandeling van artistiek leider Pierre Audi.

In het begeleidende programmaboekje breekt Willem Bruls een lans voor tekstdichter Pietro Metastasio, de man wiens libretti in de loop van de achttiende eeuw eindeloos opnieuw werden gebruikt (alleen al Il Re Pastore is door bijna twintig componisten op muziek gezet) en daarmee tot een symbool van de verstarring van het genre is geworden.

Nu kon Metastasio dat ook niet helpen, maar onloochenbaar is het wel dat aan zijn libretti een geijkt stramien ten grondslag ligt, dat elk tafereel en elke emotie keurig netjes in compartimenten zijn opgeborgen, en dat hij zijn werkgevers, de aristocraten, doorgaans erg nobel afschildert.

In Il Re Pastore valt helemaal geen onvertogen woord. Dat komt doordat Metastasio rekening moest houden met de tere zielen van de kinderen van keizerin Maria Theresia die in de oorspronkelijke versie van de opera, in 1751 op muziek gezet door hofcomponist Giuseppe Bonno, de vijf hoofdrollen vertolkten. De idyllische aspecten van het verhaal zijn derhalve breed uitgesponnen, en het enige conflict wordt in een ommezientje beslecht.

De vijf personages zijn om en nabij even belangrijk. Het verhaal gaat over Alexander de Grote, die op zoek is naar de rechtmatige troonopvolger van de door hem veroverde stad Sidon. Dat is Aminta, die opgevoed is als herder en zich niet bewust is van zijn afkomst (vandaar de titel van de opera: een herder als koning). Alexander wil een verstandshuwelijk tot stand brengen tussen Aminta en Tamiri, de dochter van de weggejaagde heerser. Maar Aminta houdt van het herderinnetje Elisa en Tamiri van Alexanders vertrouweling Agenore, dus ze zitten alle vier in zak en as. Alexander komt er al gauw achter hoe de vork in de steel zit, waarna hij prompt en edelmoedig een happy end tot stand brengt. Dit alles neemt dik twee uur in beslag.

Mozart heeft de wisselende gevoelens van de protagonisten raak getypeerd in muziek die bij voortduring innemend, maar zelden werkelijk dramatisch is. Vingeroefeningen voor het echte werk, zou je achteraf kunnen zeggen. Dat de voorstelling desondanks van begin tot eind boeit is vooral te danken aan regisseur Audi.

Saillant is dat het verhaal gesitueerd is in Audi's geboorteland Libanon. Hoewel het conflictje in Il Re Pastore volstrekt in het niet valt bij de werkelijke botsingen heeft het Audi op een fraaie metafoor gebracht. De speelruimte is bij hem - figuurlijk - een kruispunt, waar de verschillende partijen elkaar passeren, elkaar treffen en soms botsen. Er is dan ook maar één toneelbeeld, maar dat is dan ook een van de mooiste en tegelijk minst opdringerige die ooit in het Muziektheater te zien zijn geweest.

Decorontwerpster Chloe Obolensky heeft de Cinerama-toneelopening van het Muziektheater letterlijk in de steigers gezet, waardoor ze niet alleen aanzienlijk smaller is geworden, maar bovendien tot boven de orkestbak naar voren komt. Op de achtergrond rijst de voorgevel van een enigszins vervallen gebouw tot in de nok op. In de poorttoegang ligt een hoop puin en stenen. Grandioos in zijn naturalisme, en geraffineerd door zijn tijdloze eenvoud.

Audi's regie is al even natuurlijk en vanzelfsprekend. Er is een druk verkeer op zijn 'kruispunt', maar anders dan bij zijn regie van Monteverdi's Poppea eerder deze maand maakt het nergens een geforceerde indruk. De muzikale monologen zijn talrijk, maar er staat bijna nooit iemand in zijn eentje op het podium. Er zijn zelfs twee kinderen en een oude man die van tijd tot tijd als toeschouwers op het toneel fungeren. De afwisselingen tussen aria's en recitatief die bij opera's van dit type zo dikwijls tot zichtbare scenische naden leiden weet hij zo niet onhoorbaar, dan toch onzichtbaar te maken.

Audi, die zich per opera één effect veroorlooft, blijft ook hier niet in gebreke wanneer hij Agenore, mokkend om het verlies van zijn geliefde, de beker met Alexanders heildronk aan scherven laat gooien. Maar zelfs dat is al bijna te heftig voor dit zo rimpelloze verhaaltje.

Van de vijf solisten slaagde eigenlijk alleen Christine Schäfer (Elisa), een perfecte Mozart-sopraan, erin het naturel van de scenische omgeving volledig te evenaren, op de voet gevolgd door tenor Richard Croft (Agenore), wiens forte-tonen wat vlak klinken vergeleken met zijn soepele expressie in de recitatieven. Bruce Ford is onberispelijk als Alessandro, maar een wat opener geluid was me niet onwelkom geweest, zoals ook het vibrato van mezzo Petra Lang een te onwrikbaar onderdeel van haar stemgeluid is.

Sopraan Teresa Ringholz, die de veeleisende partij van Aminta zong, had bij de première te kampen met een stembedervende allergie-aanval. Toen dit voor aanvang van het tweede bedrijf aan het publiek was verteld viel er kennelijk iets van haar af, want toen waren de problemen veel minder manifest en mengde haar stem zich menigmaal weldadig met de orkestbegeleiding.

Het Nederlands Kamer Orkest en dirigent Graeme Jenkins maakten met nu eens haarzuiver en dan weer rommelig spel een ietwat onstandvastige indruk, al werd tegelijk hoorbaar dat er oprecht naar verfijning gestreefd werd. Zo lijken de muzikale componenten van deze voorstelling nog niet geheel bezonken te zijn.

Maar de uitstraling is er. Een opera over aardige jonge mensen, gezongen door aardige jonge mensen, aangevoerd door een aardige jonge dirigent en een aardige jonge regisseur, je moet wel een vergrijsde iezegrim zijn ais je je daar niet voor gewonnen geeft.


© Frits van der Waa 2006