Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14 februari 1994, Kunst, recensie

Geharnaste aandacht in Brahms-sonates

Brahms-sonates, door Pieter Wispelwey en Paul Komen. Concertgebouw, Amsterdam. Concertzender: 5 mel.

Pieter Wispelwey, cello-persoon van beroep, hoort niet tot het soort muzikanten dat programma's bij elkaar plukt als ruikertjes. Wat hij het publiek voorlegt is bij voorkeur compleet: de volledige werken voor cello van Bach, Beethoven, Britten, en Brahms (al die B's zijn uiteraard toeval). De perfecte samenspraak tussen Wispelwey, zijn pianokompaan Paul Komen en Johannes Brahms leidde vrijdag in de Kleine Zaal van het Concertgebouw tot groot enthousiasme. Wispelwey-cd's gingen als warme broodjes over de toonbank.

Omdat Brahms maar twee cellosonates geschreven heeft, vormde een cello-bewerking van de eerste vioolsonate een zinnige aanvulling op het programma. De toevoeging bracht zelfs een zekere symmetrie teweeg. Ais middenpaneel in het programma fungeerde nu de Tweede Sonate uit 1886, het stuk dat Hugo Wolf in datzelfde jaar nog beschreef als Tohuwabohu - goed Duits voor 'warboel'.

Het is vreemd hoeveel afkeer Brahms' muziek bij veel van zijn tijdgenoten opriep - en Wolf was niet de enige. Misschien dat de stoutmoedige harmonische en ritmische tournures in het allegro passionato destijds wat over de schreef gingen, maar voor het overige is deze muziek toch zeer uitgebalanceerd, hetgeen Komen en Wispelwey met kracht en behendigheid wisten te benadrukken.

De sonates die deze turbulente Tweede Sonate flankeerden zijn Iyrischer van toonzetting, maar daarmee is niet gezegd dat het meteen werkelijk luchthartig toeging. Daarvoor drongen zowel de beide musici als de componist te zeer aan op geharnaste aandacht. Geen moment verslapt de greep waarmee Brahms zijn melodieën laat stromen en golven, en geen moment verslapte het innig cantabile, de zingende toon waarmee Wispelwey de timbres van de vier snaren tot een aaneengesloten continuum versmolt.

Dankzij de heldere klank van de negentiende-eeuwse fortepiano die Komen bespeelde, kwam Brahms' voorkeur voor het lage register, die op een moderne vleugel zo dikwijls tot dichtslibbende bassen leidt, in een nieuw licht te staan. De emotionaliteit was er, de pathetiek was evenwel weggefilterd. Het verschil tussen Wispelweys 'gewone' instrument en de historische Boheemse cello die hij op zijn Brahms-cd bespeelt, maar hier alleen voor de toegift van stal haalde, is er vooral een van karakter. Voor de muzikale substantie is het minder ingrijpend.


© Frits van der Waa 2006