Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 19-04-1994, Pagina 14, Kunst

Uitvoering van Haags Conservatorium kan als lichtend voorbeeld dienen
Piñóns Poppea wemelt van vondsten

L'Incoronazione di Poppea, van Claudio Monteverdi door de operaklas en het barokensemble van het Koninklijk Conservatorium, o.l.v. Javier López Piñón en Kenneth Montgomery. Koninklijk Conservatorium, Den Haag. Nog te zien: 20 en 22/4.

Over Javier López Piñón, die als regisseur van hoofdzakelijk kleinschalig muziektheater een aantal sympathieke, doch weinig opzienbarende produkties heeft geleid, waaronder onlangs nog een Grietje en Hans met een hoog tussen-de-schuifdeuren-gehalte - over Piñón dus moet zoiets als een Heilige Geest vaardig zijn geworden toen hij zich is gaan verdiepen in Monteverdi's l'Incoronazione di Poppea.

Nu is Poppea, samen met Don Giovanni en Wozzeck - dit op persoonlijke titel - de geweldigste opera uit de muziekgeschiedenis, en je moet wel een kruk van een regisseur zijn als je daar niet wat moois van brouwt. Niettemin is de enscenering die Piñón heeft gemaakt voor de operaklas van het Haagse Conservatorium van een zo grote luciditeit dat ze de vorig jaar door het Onafhankelijk Toneel en de Nederlandse Opera opgevoerde Poppea's volstrekt in de schaduw stelt.

Tijd voor een korreltje zout misschien? Inderdaad, het is in zekere zin een schoolvoorstelling, naast voldragen vocalisten staan een paar zangers die - wat stem aangaat - nog wat meer levenservaring moeten opdoen, de techniek is niet storingvrij, en in het orkest valt wel eens een vals nootje. Zuiver muzikaal beschouwd is er een betere Poppea denkbaar. Neemt niet weg dat Kenneth Montgomery de souplesse van een volleerd barokdirigent tentoonspreidt, en dat het niveau van zangers en muzikanten, zelfs voor eindexamenkandidaten van 's lands meest vooraanstaande muziekopleiding, over de hele linie opmerkelijk hoog is.

Poppea is een complexe opera, al is de intrige eenvoudig genoeg (keizer Nero verkiest minnares Poppea boven gemalin, gemalin dwingt ex van minnares tot moordpoging, moordpoging mislukt, Nero vonnist streng doch rechtvaardig). Maar er zijn allerlei nevenplotjes en -karakters, terwijl de drijfveren van de personages zwaar te denken geven. Hier is niemand volmaakt. De helden zijn schurkachtig, slap, ijdel, en toch hebben ze ook hun edele momenten. Poppea gaat niet over types, maar over mensen. De opera is welgeteld 352 jaar oud, maar niets, geen noot, geen syllabe van de tekst, is oudbakken of gedateerd.

Piñóns benadering valt op door zijn lichte toets. Wat geestig is, wordt aangescherpt, wat tegenstrijdig lijkt wordt vanzelfsprekend. De voorstelling wemelt van de vondsten en veelzeggende details, en die komen vrijwel allemaal lijnrecht voort uit de tekst, of dragen bij tot de oplossing van de puzzel.

Het toneelbeeld is sober, maar prachtig gecomponeerd, met een grote trap, een paar vierkante zuilen, een loopbrug, en een paar naar voren lopende steigertjes. Delen van de handeling zijn bovendien verdubbeld zichtbaar op een videoscherm, waarop bovendien de onder- of beter gezegd, zijtiteling verschijnt.

De cameralieden detoneren niet in het toneelbeeld, want Piñón heeft de handeling verplaatst van het oude Rome naar de moderne tijd. Er komt een dubbele bodem onder de tijd te liggen, want het tweede bedrijf ontpopt zich als een gekostumeerd feest, waar iedereen Romeinse kleren draagt, en dat uitloopt op een orgie. En die vondst sluit weer als een bus: Nero's duet met de hofdichter, dat altijd wat uit de lucht komt vallen, blijkt een feestrede. De geëxalteerde vreugde van Drusilla (de nieuwe geliefde van Poppea's ex) wordt aannemelijk en des te aangrijpender, want ze is dronken. Bezien tegen deze achtergrond is de daaropvolgende lofzang van de twee oude dames op de jeugd en de liefde nauwelijks minder wrang.

Over liefde gesproken: Amor, de god die de hele affaire bestiert, neemt aan het eind van de opera de benen. Klopt alweer, want we weten dat het met Poppea en Nero helemaal niet goed is afgelopen. Prachtig is ook de figuur van Seneca, een opportunistische politicus, die recht in de camera blikt, maar waardig zijn einde tegemoet gaat. Het zinledige gelamenteer van zijn leerlingen heeft Piñon, zonder de tekst enig geweld aan te doen, veranderd in aansporingen om het vonnis te ontvluchten.

Het ene moment zit je met een brok in je keel, het volgende lig je in een deuk. De solisten werpen zich met een hartverwarmende overgave in de strijd. Wat in Den Haag geboden wordt is een voorstelling die het niet alleen verdient om nog veel vaker herhaald te worden, maar die bovendien als lichtend voorbeeld kan dienen voor alle toekomstige Reisopera's en Operastudio's.


© Frits van der Waa 2006