Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 27-06-1994, Pagina 8, Kunst, recensie

Wrang, bizar, aangrijpend en beeldschoon

The Death of Oedipus van Qu Xiaosong (regie: Mark Timmer; vormgeving: Jeroen Henneman) en Wolvendorp van Guo Wenjing (regie: Gijs de Lange; vormgeving: Paul Gallis), door het Nieuw Ensemble o.l.v. Ed Spanjaard en solisten. Westergasfabriek, Amsterdam.

Met nog maar een paar dagen Holland Festival voor de boeg kan er over hoogtepunten worden gespeculeerd. De jaargang 1994 zal ongetwijfeld worden gememoreerd als het festival van Gardiners Don Giovanni en Noach van Guus Janssen, maar bovenal als het jaar van De Twee Chinese Opera's - in het bijzonder Wolvendorp van Guo Wenjing.

Dat de Chinezen een krachtig brouwsel onder de kurk hebben is niet echt een nieuwtje meer, maar dat er zo'n meester als de 38-jarige Guo onder hen blijkt te schuilen is toch een regelrechte verrassing. Wolvendorp is Wozzeck op zijn Chinees, en dat niet alleen omdat de opera feilloos laat zien dat geestelijke verwarring net zo goed veroorzaakt kan worden door een zieke geest als door een zieke samenleving, maar ook omdat de dramatische structuur zo hecht en de muziek zo indringend is.

Overigens wijst niets er op dat Guo, die als een van de weinige Chinese nieuwlichters nog in China woont en geen Westerse talen spreekt, Wozzeck als voorbeeld gehanteerd heeft. Het latijnse gezegde homo homini lupus (de mens is een wolf voor zijn medemens) zal hij zeker niet kennen, maar het had het motto van zijn opera kunnen zijn. De titel Wolvendorp komt hoe dan ook vast niet uit de lucht vallen.

Wolvendorp vormde een dubbelvoorstelling met Qu Xiaosongs The Death of Oedipus, die drie dagen achtereen te zien was in de Westergasfabriek, het toekomstig centrum voor hedendaagse muziek. Beide kleinschalige opera's zijn speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd (de eerste in opdracht van het Nieuw Ensemble, de tweede in opdracht van het Holland Festival) en hebben een lengte van een uur. Daarmee houden de overeenkomsten ongeveer op, al heeft ook Qu's extreem uitgespaarde Zen-benadering van het Oedipus-gegeven op zijn eigen manier een gewaagd en geslaagd stuk muziektheater opgeleverd.

Qu's Oedipus, gezongen door Romain Bischoff, is een man die zwaar getroffen is (en wordt) door het lot. Maar wanneer het hem kort voor zijn dood de laatste slag toebrengt, namelijk de ontvoering van zijn beide dochters, aanvaardt hij dat lot niettemin en komt zo tot een staat van verlichting.

Qu heeft het gegeven, ontleend aan Sofokles, enorm sober en gestileerd uitgewerkt. Het grootste deel van de opera hangt aan heel dunne draadjes van minieme klanken, stiltes, en vastgehouden spanning, die zich op enkele dramatische momenten ontlaadt in eigenaardige madrigal-achtige koren en in deze context des te feller naar voren springende laaiende erupties. De vormgeving van Jeroen Henneman en de regie van Mark Timmer zijn daarmee geheel in overeenstemming. De handeling is ritualistisch en uitgesproken statisch. De zangers dragen witte maskers en jurken, door Henneman met kale, zwarte strepen voorzien van een zweem van identiteit. Het slot, waar Oedipus niet, zoals het libretto aangeeft, in een flits verdwijnt, maar zich ontdoet van zijn masker en zijn kostuum, past volkomen bij de 'uitgeklede' muziek.

Of er nu werkelijk een hele opera voor nodig is om deze onthechting te bereiken, valt te betwisten. Uiteindelijk beroert de opera - net als Qu's 'absolute', instrumentale stuk Yi - in de eerste plaats de gehoorzenuwen op een fascinerende, zij het soms ook slaapverwekkende manier. Wat beeld en handeling daaraan toevoegen, is hooguit een verdubbeling. Maar misschien is al die extra moeite, die uiteindelijk tot niets leidt dan de zeer wezenlijke ontdekking dat die moeite overbodig was, ook weer een van de vele paradoxen van het Zen-boeddhisme.

Wat er in Wolvendorp gebeurt, is daarentegen uitgesproken theatraal. Guo Wenjing en zijn librettist Zheng Li hebben de opera gebaseerd op Het dagboek van een gek, een kort verhaal van Lu Xun, waarin beschreven wordt hoe de hoofdpersoon meer en meer geobsedeerd raakt door het waandenkbeeld dat men hem wil opeten. De dubbelzinnigheid van het verhaal - wie heeft er nu gelijk, de gek of zijn omgeving - is in de enscenering uiteraard niet makkelijk te handhaven. Al kun je je ook hier afvragen of het groteske optreden van de dorpsgenoten en met name de dokter (John Tranter) nu werkelijkheid is, of ons getoond wordt door de ogen van de gek. Hoe het ook zij, in Guo's muziek is dat groteske element al sterk aanwezig. Het begint er al mee dat de mensen, die de gek op straat tegenkomt, huilen als honden.

De gek wordt met aandoenlijke weekheid vertolkt door Nigel Robson, die een werkelijk krankzinnige prestatie levert. Hij moet zowel vocaal als theatraal alle registers aanspreken, alle nuances van angst en verwarring uitbeelden en laten klinken in de meest uitzonderlijke glissandi en falsettonen - wat des te moeilijker is omdat de opera, anders dan Qu's engelstalige Death of Oedipus, geheel in het Chinees wordt gezongen. Voor Shi Kelong, als de oudere broer van de gek, speelt dat probleem geen rol, wat zijn onverstoorbaar staaltje van under-acting des te overtuigender maakt.

Paul Gallis heeft Wolvendorp schitterend op zijn Chinees aangekleed, compleet met staarten. De belichting is fraai en suggestief, vooral in de met gifblauw overgoten scènes waar de gek de stem van zijn overleden zusje hoort. Behalve de hoog opgehangen, schuin naar voren hellende speelvloer gebruikt regisseur Gijs de Lange ook de ruimte daaronder, waar de musici zitten.

Maar de dragende kracht van dat alles is de briljante en kleurrijke muziek van Guo, die overigens messcherp wordt uitgevoerd en zelfs meegezongen door het Nieuw Ensemble onder Ed Spanjaard. Net als zijn generatiegenoten hanteert Guo een vocabulaire waarin een eigensoortige, haast intuïtieve vermenging van oosterse en hedendaags-westerse elementen te beluisteren is, maar de uitwerking is bij hem uitgesproken direct en theatraal. Instrumentale kleur speelt een essentiële rol, bijvoorbeeld wanneer hij gezongen lijnen accentueert en bijkleurt, maar meer nog in het uit laten komen van de verschillende gebeurtenissen die zich tegelijkertijd in zijn muziek afspelen. Die gelaagde opbouw is niet alleen razend geraffineerd, met uiterst trage, lang doorklinkende mengklanken in de bas, waarboven stemmen en instrumenten dan in een variëteit aan kronkels en figuren ontvouwen, ze maakt ook dat de vele illustrerende effecten logisch op hun plaats vallen in een muziek die samenhang en een langademige dramatische structuur vertoont.

Wolvendorp is wrang, bizar en aangrijpend. En beeldschoon. En al weer achter de rug, helaas. Maar het zou me verbazen als dit muziekdrama niet binnen afzienbare tijd ook in een gerenommeerd theater opduikt. Want daar is het, bescheiden als het is, groot genoeg voor.


© Frits van der Waa 2006