Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 15-05-1995, Pagina 9, Kunst, recensie

Visioen op servetformaat in Mahlers pianokwartet

Mahler: Beethoven- en Schubert-bewerkingen, door Nieuw Sinfonietta Amsterdam o.l.v. Lev Markiz. Mahler, Schnittke en Chausson door het Orlando Kwartet, Isabelle van Keulen en Ronald Brautigam. Concertgebouw, Amsterdam.

Mahler en kamermuziek? Dat bestaat niet, althans bijna niet. Het weinige dat de grote symfonicus op dit gebied heeft gecomponeerd dateert uit zijn studietijd en is voor het overgrote deel in de open haard verdwenen. Op één stuk na, een pianokwartet, of beter gezegd een eerste deel van een pianokwartet. Uiteraard mocht dit jeugdwerk niet ontbreken in het grote Mahler-panopticum. Het werk klonk zondagmiddag in de Kleine Zaal, onder handen van Ronald Brautigam en driekwart van het Orlando Kwartet.

Zelfs op zestienjarige leeftijd had Mahler al iets te vertellen, meer in elk geval dan de 46-jarige Alfred Schnittke of de 36-jarige Ernest Chausson, wier werk als randprogramma van het randprogramma fungeerde. Formeel bezien is het pianokwartet weinig avontuurlijk: een keurige sonatevorm, met de voorgeschreven herhaling, doorwerking en gevarieerde reprise, goed voor een klein kwartier muziek. Maar de veelal vocaal gedachte lijnen en de rake hantering van toonafstanden zijn al spannender. En de inhoud verraadt al iets van de enorme spanningen tussen catastrofe en verzoening die Mahler later zou opbouwen. Dat is met name in de doorwerking voelbaar. Even is er een moment waarin de ontwikkeling schijnbaar blijft steken in een te mechanische herhaling, maar Mahler drijft juist dat te-ver-gaan op de spits en zweept de muziek op tot een climax waarin zijn klankvisioenen al te groot lijken voor het servet van het pianokwartet. De genadige rust waarmee de huiver bezworen wordt voordat de muziek weer op haar apropos mag komen is zo mogelijk nog typerender.

De ietwat schelle, soms naar kermen neigende toon van primarius Arvid Engegard deed licht afbreuk aan het in alle andere opzichten overtuigend pleidooi. Ook in Schnittkes Pianokwartet, dat van zichzelf al zo lelijk is (op de laatste halve minuut na), was interessanter geweest als de eerste violist althans gedaan had of het mooi was. Vooral dank zij het solistische aandeel van Isabelle van Keulen beleefde Chaussons Concert voor viool, piano en strijkkwartet vervolgens een prachtige uitvoering, die helaas des te duidelijker maakte dat Chausson zichzelf bij het schrijven van het stuk ongelooflijk in de weg heeft gezeten.

Dat kamermuziek van anderen Mahler niet onberoerd liet blijkt uit de strijkorkest-versies die hij maakte van een aantal klassieke strijkkwartetten. Die bewerkingen stuitten in zijn tijd op enige tegenstand. Volkomen ten onrechte, bleek zondagochtend in de Grote Zaal. Er klonken strijkkwartetten van Schubert en Beethoven, met wat meer strijkers weliswaar en hier en daar zelfs met een geoctaveerde baspartij. Er kwam geen noot Mahler aan te pas. De bewerkingen staan volstrekt in dienst van het origineel.

Mahlers enige opzet was dan ook deze strijkkwartetten tevens in een grote zaal uit te kunnen voeren - waarmee hij zijn van cd's of ander luistercomfort verstoken publiek ongetwijfeld een grote dienst bewees. Tegenwoordig ligt dat anders, en dat maakt deze bewerkingen eigenlijk overbodig. Al speelde Nieuw Sinfonietta Amsterdam onder Lev Markiz nog zo grandioos voor strijkkwartet, een echt strijkkwartet klinkt toch beter. En die hebben we thuis in de kast.


© Frits van der Waa 2006