Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 19-02-1996, Pagina 10, Kunst, recensie

Composities Ruth Crawford zijn verbluffend

Werken van Ruth Crawford Seeger, door het Schönberg Ensemble o.l.v. Oliver Knussen, m.m.v. Lucy Shelton en Reinbert de Leeuw. De Oosterpoort, Groningen. Herhaling: Amsterdam (20/2).

Ja, de naam wel, Ruth Crawford Seeger, die kom je nog wel eens tegen in een boek over Amerikaanse muziek. Meestal staat er dan iets bij in de trant van 'remarkable composer'. Dat is zwak uitgedrukt, bleek vrijdag tijdens het geheel aan Crawfords muziek gewijde programma van het Schönberg Ensemble.

Deze composities zijn niet gewoon 'opmerkelijk', ze zijn verbluffend. Het is muziek die, historisch bekeken, als het ware uit de lucht komt vallen, en die evengoed zes dagen als zestig jaar oud had kunnen zijn. Het laatste is het geval.

Ruth Crawford werd geboren in 1901, schreef het merendeel van haar bescheiden oeuvre tussen 1926 en 1933. Na haar huwelijk met haar compositieleraar Charles Seeger , die vijftien jaar ouder was en haar een kwart eeuw overleefde, wijdde ze zich aan het moederschap en aan de studie van de Amerikaanse volksmuziek. Pas kort voor haar vroegtijdige dood in 1953 begon ze weer te componeren.

Het meest treffende aspect van haar muziek is niet eens het eigengereide zelf-uitgedokterde atonale idioom, maar vooral de volwassen, uitgekiende manier waarop ze het hanteert. Dit werk is gewoon af. Het heeft niets naïefs. Zelfs de heel korte stukjes, die nog voor probeerseltjes zouden kunnen doorgaan, hebben de kracht van een raak aforisme. Zo duurt de Diaphonic Suite no.3, waarin twee klarinetten in een schijnbaar onafhankelijk tempo om elkaar heen kringelen en springen, amper vijf minuten. De Study in mixed accents, een enkele voortrazende melodielijn in octaven, furieus uit de toetsen opgerakeld door Reinbert de Leeuw, duurt nog geen twee minuten. De lijn zelf heeft iets geconstrueerds, maar door de wonderlijke accenten ontstaat er als het ware een levendige schijn-meerstemmigheid.

Zangeres Lucy Shelton schitterde in de Two Ricercari, twee fel gedeclameerde, politiek-geladen teksten, de een met een decor van pompende piano-akkoorden, de ander weer zo'n vreemde melodische sliert vol ritmische versnellingen. Haar aandeel in Three Songs viel bijna in het niet naast het raffinement van de begeleiding, een vlechtwerk van piano, hobo, slagwerk met een facultatief, maar hier door 27 musici bezet decor van strijkers en blazers.

Het bewijs van Crawfords talent ligt vooral in de ondanks het atonaal getinte idioom volstrekt natuurlijke stemvoering en de manier waarop ze zelfs in een dicht web van lijnen de partijen voortdurend laat wisselen tussen hoofd-en bijrollen. Dat dit alles zo mooi op zijn plaats viel is ongetwijfeld mede de verdienste van dirigent Oliver Knussen.

Crawords bekendste werk, haar Strijkkwartet uit 1931, beleefde een fascinerende uitvoering, waarin opviel hoezeer de strijkerssectie van het Schönberg Ensemble er de laatste tijd op is vooruitgegaan. Ook hier is sprake van een ver doorgevoerde polyfonie, waarin de stemmen een grote onderlinge onafhankelijkheid tentoonspreiden. Wat er in het langzame deel gebeurt - een wonderlijk langs elkaar schuiven van aanzwellende en wegstervende tonen - is behalve revolutionair ook nog eens wonderschoon.

Het Schönberg Ensemble gaat dit repertoire bij Deutsche Grammophon op cd zetten. Een uitstekend idee, want Crawfords stukken zijn zo kernachtig en rijk dat het bijna een overdosis is om er acht zomaar ineens achter elkaar te horen.

Het is te hopen dat ook het sluitstuk van het concert, een curieuze medley van drie volksliedjes uit 1941, Rissolty Rossolty genaamd, op de cd terecht zal komen. Het wijkt weliswaar sterk af, alleen al door zijn 'grondstof', maar toch heeft Crawford ook hier haar stempel op weten te drukken. En verder is het domweg puur plezier, ook voor de musici.


© Frits van der Waa 2006