Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 06-09-1996, Pagina 27, recensie

PLATEN: KLASSIEK

Rijkgeschakeerde klanktapijten van Ton Bruynél

Ton Bruynèl: Looking Ears 3. CD-Near 01.

Gilius van Bergeijk: Volume One. X-OR CD 07.

De cd is de uitvinding van de eeuw, maar vergeleken bij levende muziek blijft het natuurlijk een surrogaat. Toch is er één genre waarvoor het het ideale en vanzelfsprekende medium is: dat van de elektronische muziek. Die hoort immers uit luidsprekers te komen. Desondanks is er op dit gebied in Nederland tot nu toe weinig tot stand gebracht. Het enige label dat zich substantieel met elektronische muziek heeft beziggehouden is BVHaast.

Maar nu is er dan NEAR, het Nederlands Elektro-Akoestisch Repertoirecentrum, in het leven geroepen door Donemus en Gaudeamus. NEAR moet een centrale rol gaan spelen op het gebied van de elektronische muziek, onder andere door het aanleggen van een archief, het organiseren van concerten, en natuurlijk het produceren van cd's. Donemus heeft een sub-label CD-Near in het leven geroepen, waarop nu de eerste cd is verschenen, Looking Ears 3 van Ton Bruynèl (aflevering 1 en 2 zijn eerder uitgebracht door BVHaast).

Ton Bruynèl geldt al meer dan dertig jaar als een van de groten der elektronische muziek. Hij beoefent ook geen ander genre, zij het dat vrijwel al zijn werk is geschreven voor een combinatie van tape en levende musici: in die zin is deze cd toch weer een beetje een surrogaat. Maar dat deert allerminst, want het gaat Bruynèl om de versmelting van akoestische en elektronische timbres, en dat aspect komt in deze opnames voortreffelijk tot zijn recht.

De zeven werken op deze cd bestrijken een periode van dertig jaar, van Relief, voor orgel en klanksporen uit 1964 tot Brouillard voor piano en klanksporen uit 1994. Bruynèls voorliefde voor luxueuze, rijkgeschakeerde klanktapijten is een constante factor. Tegelijkertijd is goed te volgen hoe het ruige, abstracte idioom van zijn vroege werk meer en meer plaatsmaakt voor een vorm van elektronisch impressionisme: de muziek beweegt zich voort als kolkende, bruisende waterstromen. Le jardin (1993) is zelfs een openlijke liefdesverklaring aan het buitenleven, compleet met tjirpende krekeltjes en onweer. Het enige wat sommige diehards als een bezwaar zullen ervaren is de rimpelloze, bijna over-esthetische schoonheid van Bruynèls muziek.

Voor zulke luisteraars is op het X-OR-label een cd verschenen met werk van een andere grote, Gilius van Bergeijk, onder de dappere titel Volume One. Ook hier gaat het om een staalkaart van dertig jaar componeren. Van Bergeijks muziek is zelden mooi, maar wel buitengewoon fascinerend. Het zijn allereerst ideeën-stukken, bedoeld om iets los te wrikken in het hoofd van de luisteraar. Dat dit met enig gekraak gepaard gaat is niet meer dan logisch. Wat te denken van Symfonie der Duizend (alfabetisch), waarin Van Bergeijk de eerste noten van duizend stukken uit de ganse muziekgeschiedenis achter elkaar heeft gemonteerd? Of van Een Lied van Schijn en Weezen, een verknipte, hinkende slow motion-versie van het vierde deel uit Mahlers Kindertotenlieder, waarin zelfs de aanvankelijke illusie van feeërieke broosheid gaandeweg wordt verstoord?

De stukken waarin Van Bergeijk zijn eigen geluiden door de mangel haalt zijn zo mogelijk nog prikkelender demonstraties van zijn unieke opvattingen over muziek en componeren.

Scarry March: pianowerken van Alexander Knaifel door Oleg Malov. Megadisc MDC 7855.

Afgaand op het cd-doosje gaat het om pianowerken, maar de Scarry March ('Mars met littekens') van Alexander Knaifel is in zekere zin ook elektronische muziek. Er komt althans een sampler aan te pas die aan de bijtende pianoakkoorden een contrapunt van dreunende laarzen, massaal gejuich en het doortrekken van een wc toevoegt. Als je weet dat Knaifel een Russische componist is, beluister je dit werk met andere oren. De cd is opgenomen in St-Petersburg, maar uitgebracht op het Gentse label Megadisc.

De Scarry March lost uiteindelijk op in de trage, ijle tonen die ook in twee recente werken, Postludia en O Heavenly King, het totale discours bepalen. Knaifel heeft een hang naar het zweverige en mystieke, maar in het bijna-niets gaat toch een verhaal, een zekere spanning schuil. Pianist Oleg Malov benadert deze kwetsbare microkosmos met een zinderende delicatesse. Ook de doortastende pianistiek van de oorspronkelijk voor orgel geschreven Passacaglia, een werk uit 1965, is hem geheel toevertrouwd.

Keys to Russia 1: pianowerken van Mossolov, Roslavets en Sjostakovitsj door Geoffrey Madge. BVHaast CD 9602.

Zo weinig noten als er op de Knaifel-cd klinken, zo veel staan er op Keys to Russia 1, waarop Geoffrey Madge Russisch pianowerk uit de roerige en luidruchtige jaren twintig uitvoert. Deze re-release van een BVHaast-lp uit 1978 is de eerste cd in een reeks van vijf.

De experimenten en vernieuwingen van Alexander Mossolov en Nikolaj Roslavets zijn zeker de moeite waard, maar de ongekroonde koning van deze periode blijft toch Dmitri Sjostakovitsj. Zijn Eerste pianosonate is een adembenemend stuk, en zijn Tien Aforismen, hoewel veel soberder, zijn intrigerend. Het blijft eeuwig zonde dat deze Russische muziekrevolutie van hogerhand in de kiem gesmoord is. Hoe Sjostakovitsj zich hieruit redde is te horen in zijn Pianosonate no. 2 uit 1942. De opnamemicrofoon stond erg dichtbij de piano, Madge daarentegen neemt een zekere afstand in acht, maar hij verdedigt zijn Russen te vuur en te zwaard.


© Frits van der Waa 2006