Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11-10-1996, Pagina 27, Kunst, recensie

PLATEN: KLASSIEK

Zesde Symfonie van Peter-Jan Wagemans indrukwekkend

Werken van Peter-Jan Wagemans, door het Orkest van het Rotterdams Conservatorium o.l.v. Arie van Beek, het Radio Kamer Orkest o.l.v. Reinbert de Leeuw en Het Residentie Orkest o.l.v. Hans Vonk. Donemus CV 56.

Staand op schouders van reuzen - Stravinsky, Mahler en Messiaen zijn de meest in het oor springende voorbeelden - heeft Peter-Jan Wagemans (44) een overweldigend stuk muziek geschreven. Het is zijn Zesde Symfonie en draagt als titel Panthalassa.

Het werk is geschreven voor een omvangrijk blazersorkest met toevoeging van slagwerk, harpen, piano's en contrabassen en bevat bovendien een prominente partij voor solo-klarinet. Het is met name de afwezigheid van strijkers die de muziek haar Stravinksiaanse inslag geeft - een strakke distantie, die wonderwel in overeenstemming is met de vervoering die de componist in deze muziek bewerkstelligt.

De premiére van Panthalassa, in mei 1995, is destijds betrekkelijk onopgemerkt gebleven, wellicht doordat het niet door een van de landelijke orkesten, maar door het Groot Blazersorkest van het Rotterdams Conservatorium is uitgevoerd. De nu door Donemus uitgebrachte opname bewijst echter dat deze muzikanten en hun dirigent Arie van Beek hun licht niet onder de korenmaat hoeven te zetten. Het gezelschap doet niet alleen recht aan de enorme kleurenrijkdom en gelaagde dynamische schakeringen van het werk, maar ook aan de zonderlinge contrasten tussen verdroomde en quasi-boertige passages, die het stuk een Mahleriaanse allure geven. De halsbrekende klarinetpartij wordt fenomenaal vertolkt door Walter Boeykens. De opname, verzorgd door de KRO, is voortreffelijk.

Wagemans put ongegeneerd uit alle mogelijke bronnen; in het vijfde deel onderwerpt hij zelfs een fragment uit een mis van Palestrina aan een proces van recycling. Niettemin is het stempel dat hij daarop drukt buitengewoon persoonlijk, vooral waar het instrumentatie en harmonische stuwkracht betreft. Wagemans zou wat mij betreft dan ook het predikaat van Groot Componist hebben verdiend, ware het niet dat hij er uiteindelijk onvoldoende in slaagt de opgeroepen tegenstrijdigheden tot een goed einde te brengen. Spijtig genoeg is het zesde en laatste deel al te fragmentarisch.

De cd bevat ook het Requiem uit 1992, waarin de in Panthalassa afwezige strijkers schitteren in een introverte, ijle en etherische klankengloed. De opname van het sluitstuk, Alla marcia, waarin tubaspeler Tjeerd Oostendorp op Kageliaanse wijze de strijd aanbindt met een groteske marsmuziek, is ontleend aan de compilatie Vierhonderd jaar Nederlandse Muziek die het Residentie Orkest in 1982 uitbracht.

Werken van Claude Vivier door het Schönberg Ensemble, het Asko Ensemble en solisten o.l.v. Reinbert de Leeuw. Philips 454 321-2.

Tijdens het Holland Festival van 1995 werd speciale aandacht geschonken aan Claude Vivier, de Canadese componist die, toen hij in 1983 op 35-jarige leeftijd werd vermoord, een even oorspronkelijk als onvoltooid oeuvre naliet. Dit heeft nu geresulteerd in de zesde cd van Reinbert de Leeuws prestigieuze componistenserie.

De plaat bevat vier stukken uit Viviers laatste fase, die alle te maken hebben met de Marco Polo-opera die hij wilde gaan schrijven. De uitvoeringen van de tandem Asko/Schönberg Ensemble zijn voortreffelijk en de bijdrage van sopraan Susan Narucki, die in drie van de vier werken een belangrijk aandeel heeft, is overrompelend. Vlak overigens ook de vijf andere zangers in Prologue pour un Marco Polo niet uit.

Vivier had een ongehoord scherp oor voor timbres; bij de eerste kennismaking met zijn klankwereld was ik volkomen stupéfait. Maar zijn muziek is niet slijtvast; de blokachtige texturen en harmonieën zijn nogal monomaan en verliezen, de kwaliteit van de opname ten spijt, in ingeblikte vorm veel van hun zinderende ruimtelijke uitwerking. Daardoor ben ik geneigd Vivier onder te brengen bij wat mij betreft evenmin duurzaam gebleken componisten als Pärt of Górecki (voor anderen is dit wellicht een aanbeveling). Evengoed is deze bundeling, die verder bestaat uit Bouchara, Zipangu en Lonely Child, een mooi monument.

Alphons Diepenbrock: Songs 3; Roberta Alexander, Jard van Nes, Christa Pfeiler, Christoph Prégardien, Robert Holl en Rudolf Jansen. NM Classics 92052.

Een nog fraaier monument is de NM Classics-serie met liederen van Alphons Diepenbrock (1862-1921), die nu, met het verschijnen van de derde cd, compleet is. De plaat bevat de liederen op Latijnse, Italiaanse en (vooral) Nederlandse teksten. Het is een naar verhouding bescheiden gevuld cd-tje, want Diepenbrock schreef zijn meeste liederen op Duitse en Franse teksten, en die zijn gebundeld op de eerste twee cd's. Maar de kwaliteit van zowel de liederen als de uitvoeringen is hoog, wat gezien het bovenstaande rijtje namen geen verwondering hoeft te wekken. Diepenbrock had niet alleen een zeer goede smaak waar het ging om poëzie, maar ook het vermogen door te dringen tot de kern van het gedicht.

De Tachtigers, Diepenbrocks generatiegenoten, zijn goed vertegenwoordigd: Van Deijssel, Perk, Verwey en Van Eeden. Vooral de Perk-zettingen, Avondzang en Zij sluimert zijn juwelen van liedkunst. Opvallend is dat ook de zangers van buitenlandse origine, met name Christoph Prégardien, het Nederlands niet alleen onberispelijk uitspreken, maar ook werkelijk van lettergreep tot lettergreep de juiste expressie weten te geven.


© Frits van der Waa 2006