Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 05-05-1997, Pagina 9, Kunst, recensie

Opera Zuid worstelt in omgekeerde wereld met tenorenprobleem

Cavalleria Rusticana & Pagliacci van Mascagni & Leoncavallo, door Opera Zuid, o.l.v. David Parry en Christopher Alden. Theater aan het Vrijthof, Maastricht, 3 mei. Herhaling: Utrecht (6), Eindhoven (8), Sittard (10), Breda (14), Venlo (17), Tilburg (20), Amsterdam (22), Den Bosch (27) en Heerlen (31 mei).

Pietro Mascagni en Ruggiero Leoncavallo, wier roem uitsluitend nog voortleeft in hun per traditie aan elkaar gekoppelde eenakters Cavalleria Rusticana en Pagliacci, gelden als vertegenwoordigers van het verisme. Ze putten de stof voor hun opera's uit het 'werkelijke leven', zoals Leoncavallo in de proloog van Pagliacci, bij monde van een der zangers, nog eens onderstreept. Toegegeven, jaloezie en ontrouw zijn van alle tijden (en van alle opera's), maar de moord en doodslag die hier voor en na de pauze uit voortvloeien zijn minder alledaags.

Ook Christopher Alden, verantwoordelijk voor de enscenering die nu bij Opera Zuid te zien is, moet de innerlijke tegenspraak van dit soort verisme zijn opgevallen. Naar goed Brechtiaans gebruik ontmaskert hij de illusie, door de wereld op zijn kop te zetten.

In Cavalleria lukt dat niet zo goed. Het verhaal speelt zich eigenlijk af voor een kerk, maar Alden draait binnen en buiten om en situeert het in de kerk - of misschien wel in de opslagplaats van de kerk, gezien de tientallen heiligenportretten die tegen de wanden staan. Dat leidt voornamelijk tot storende discrepanties tussen gezongen tekst en gespeelde handeling.

In Pagliacci daarentegen werkt de omkeertruc wel. Dat komt doordat het verhaal al een verdubbeling in zich bergt: de theatervoorstelling waarin de jaloerse clown Canio door het lint gaat is een afspiegeling van wat zich 'in werkelijkheid' heeft voorgedaan. De omkering is listig, want dat de komedianten buiten hun voorstelling als witgeschminkte clowns rondlopen is nauwelijks bevreemdend. Maar als de voorstelling-in-de-voorstelling begint, blijkt het publiek uitgedost als Pierrots, terwijl de 'spelers' er uitzien als gewone mensen. Daar laat Alden het overigens niet bij: de figuur van Silvio, de geheime minnaar van Canio's vrouw Nedda, wordt bijvoorbeeld al tijdens de proloog aan het toneelmes geregen en doolt de hele opera lang met bebloed hemd en gekwelde gebaren door de zaal-op-het-podium (een moeilijke taak voor bariton Geert Smits, waarvan hij zich echter even voortreffelijk kwijt als van zijn gezongen aandeel).

In muzikaal opzicht viel er veel te genieten, mede dankzij het kleurrijke en soepele spel dat de Engelse dirigent David Parry het Limburgs Symphonie Orkest ontlokte. Het is echter onmiskenbaar dat Opera Zuid een tenorenprobleem heeft. In Cavalleriana is dat zelfs funest: de hevige verkoudheids- of RSI-verschijnselen waarmee Antonio Leonel (Turiddu) te kampen heeft zijn ondraaglijk. Enige troost bood de fenomenale Santuzza-partij van de Spaanse sopraan Inma Egido, die de ziekgeworden Claire Primrose verving. Het hielp uiteraard dat Egido deze rol ook al gezongen had in de Israëlische oerversie van deze enscenering.

Met dat al komt Pagliacci in alle opzichten beter uit de verf, ofschoon het tenorenprobleem zich ook hier openbaart in het brallerige, geknepen geluid van Vincenzo Scuderi (Canio). Maar dat wordt gecompenseerd door het aandeel van de overige vier solisten, met name dat van Elena Vink en Robert McFarland (een opvallend fraaie Tonio), om nog maar te zwijgen van de schitterende belichting.

En Alden blijft tot op het laatst het onderscheid tussen schijn en wezen ondergraven, zodat je de voorstelling verlaat met de prikkelende vraag hoe het nu werkelijk in elkaar zat. Of is het nu juist de vraag waarom we ons die vraag stellen?


© Frits van der Waa 2006