Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 15-09-1997, Pagina 9, Kunst, recensie

Van Zweden verrast op platgetreden paden

Bach/Webern, Haydn en Beethoven door het Orkest van het Oosten o.l.v. Jaap van Zweden. 12 september, Muziekcentrum Enschede.

Wie tien jaar geleden had voorspeld dat Jaap van Zweden ooit chefdirigent van het Orkest van het Oosten zou worden, had vast de lachers op zijn hand gekregen. Het Orkest van het Oosten, toen nog Forum Filharmonisch, was een wat ingedut, slecht onderhouden gezelschap. En Van Zweden, op zijn twintigste al concertmeester bij het Concertgebouworkest, was dan wel een groot viooltalent, maar dat gedirigeer van hem - was dat niet meer een soort van schnabbelen, zodat hij zich nog luxueuzere bolides kon veroorloven?

Het kan verkeren. Forum Filharmonisch onderging een face-lift, kreeg zowel een nieuwe naam als een nieuwe zaal, een van de beste van Nederland, en heeft sinds vrijdag in de nu 37-jarige persoon van Jaap van Zweden een dirigent die wel degelijk serieus te nemen valt.

'In de muziek gaat het niet zozeer om wat je doet, maar om de manier waarop je het doet', is een geliefde uitspraak van Van Zweden. Dit credo deed hij bij zijn aantreden volop gestand. De programmakeus was zo weinig origineel dat ze paradoxaal genoeg verfrissend genoemd kon worden. Want waar hoor je nog de Vijfde van Beethoven, voorafgegaan door de 'Militaire' Symfonie van Haydn en Weberns bewerking van het Ricercata uit Bachs Musikalisches Opfer? Maar de echte verfrissing school inderdaad in de wijze waarop Van Zweden deze platgetreden paden bewandelde.

Weberns Bach-instrumentatie vertoonde enige haarscheurtjes, maar dat kwam vooral doordat het door de bewerker toegevoegde estafettespel de musici voor problemen stelde. Van Zweden trad de milde, broze klanken met gepaste terughoudenheid tegemoet.

In zijn benadering van Haydns Symfonie nr.100 toonde hij aanvankelijk een vergelijkbare behoedzaamheid, waarin perfectionisme de voorrang kreeg boven spontaniteit. Toch sprongen er geleidelijk aan meer vonken over en steeg het octaangehalte allengs, zodat de chauffeur steeds minder hoefde af te remmen in de bochten.

Het was echter in Beethovens Vijfde, dat oude en toch onverslijtbare kavalje, dat Van Zwedens begaafdheid zich ten volle ontplooide. Overtuigender nog dan de scherp aangezette contrasten en de gloedvolle declamatie was die ene verstilde passage in het derde deel, waarin hij het orkestweefsel reduceerde tot een armoedig, draailier-achtig mechaniek - om hem vervolgens weer van Jetje te geven, met een voor dat gedrongen, massieve lijf verbazingwekkend lenige, katachtige lichaamstaal.

Door de viool te verruilen voor de dirigeerstok heeft Jaap van Zweden zich, als een tweede Willem-Alexander, van zijn aura van oppervlakkigheid weten te bevrijden. Stormachtige vernieuwingen hoeven we van hem niet te verwachten, zoveel is duidelijk. Maar zijn verstandhouding met het Orkest van het Oosten, waarin hij gloriërend als eerste onderdaan tussen zijn vele onderdanen, het onderste uit de kan haalt bewijst dat de manier waarop muziek gemaakt wordt minstens even betekenisvol is.


© Frits van der Waa 2006