Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 22-09-1997, Pagina 9, Kunst, recensie

Gergjev is weergaloze ster op eigen festival

Tientallen kinderen met gekleurde petjes draven rond over het Schouwburgplein in Rotterdam, onder begeleiding van een batterij slagwerk. Een schreeuwkoor, toegerust met conservenblikken, Tefal-pannetjes en ander huishoudelijk percussietuig scandeert luid: 'Naar-de-Doe-len! Naar-de-Doe-len'

Er is zowaar een echte festivalsfeer neergedaald over Rotterdam. De kunst ligt op straat en er is zo veel aan de hand dat het niet bij te benen is. In de hal van de Doelen, doorgaans zo'n deftig voorgeborchte van het abonnementsconcert, spelen kinderen verstoppertje, en uit de foyers zweeft een wonderlijk bric-à-brac van klanken neer.

In de Grote Zaal wordt een lied ingestudeerd, met als tekst de festivalslogan: 'Gergjev Festival - extase en verstilling.' Sommige niet-zo-goede verstaanders maken er 'verspilling' van, maar temidden van het gepiep van roltongen en toeters valt dat niet op. Het Gergjev Festival, dat is duidelijk, is er niet alleen voor de bovenlaag, de notabelen wier aandacht uitgaat naar Salome, of de fijnproevers die zich in Zaal de Unie laven aan liederen van Liszt of Messiaen. Hier wordt de muziek toegankelijk gemaakt voor iedereen.

De naamgever van het Festival verstaat die kunst als geen ander. Dat is vanavond op Nederland 3 te zien in de vorig jaar opgenomen documentaire, Valery Gergjev en de Scythische Suite, die aanschouwelijk maakt waarom de musici van het Rotterdams Philharmonisch Orkest door het vuur gaan voor hun 44-jarige chefdirigent. 'You fight, you fight - and you kill!' roept Gergjev tijdens het instuderen van Prokofjevs meesterwerk, een stuk dat hem blijkbaar zeer na aan het hart ligt.

'Ik ben een Osseet', zegt hij in de film, 'en de Osseten zijn de enige erfgenamen van de Scythische cultuur.' In zijn visie verklankt Prokofjev een wereld van 2000 jaar geleden, en is het zijn taak daaraan zo authentiek mogelijk gestalte te geven. Zijn bevlogenheid blijkt ook zijn vergelijkingen: 'Heb je wel eens in de zon gekeken? Dan word je verblind. Zo moet het klinken.'

De voorvertoning van de documentaire was de redding van een taaie opening waarop, na een spectaculair optreden-met-vuurwerk van de slagwerkgroep Percussive Rotterdam in de meest letterlijke zin het kruit verschoten bleek. Leo van Doeselaar bracht nog wat leven in de brouwerij met een Prelude en Fuga over B-A-C-H van Franz Liszt, maar zijn Spielfreude woog nauwelijks op tegen het knerpgehalte van het Doelenorgel.

Liszt vormt in dit Gergjev Festival de kern van een programmatische olievlek die zich uitstrekt over het hele gebied van, zeg maar, de op hoger sferen gerichte toonkunst - van Wagner tot Rihm - maar zich met name concentreert rond Hongaarse componisten en zigeunermuziek - twee zaken die niet zomaar over één kam te scheren zijn. Uit het Duo voor viool en cello van Zoltán Kodály, dat vrijdag een fascinerende uitvoering beleefde onder handen van Peter Brunt en Larissa Groeneveld, spreekt dan wel een passie die een zekere verwantschap vertoont met die van de zigeunermuziek, maar zich tegelijkertijd onderscheidt door haar onloslippigheid.

Want spraakzaam zijn ze, die zigeuners, zeker als je er dertig tegelijk op het podium van de Grote Zaal zet. Het muzikaal geroezemoes is niet van de lucht. Weliswaar zijn de violen spatgelijk, maar de kruidige ritmes van Liszts Hongaarse Rapsodie en dergelijke adaptaties zwieren rond in nevels van zwabbertonen en cymbalomsaus.

Dan toch liever het wat klinische, maar daarom niet minder overtuigende betoog dat Gergjev hield voor De wonderbaarlijke mandarijn en het Tweede Pianoconcert van Béla Bartók. Het spel van Zoltan Kocsis verliest in de Doelen aan duidelijkheid - misschien doordat de klep helemaal van de vleugel was gehaald, zodat het geluid alle kanten uitvliegt.

En dan, na de pauze, is er weer zo'n 'gebeurtenis' waarvoor Gergjev het Festival in het leven heeft geroepen, maar die toch alleen hij tot stand weet te brengen. Voorafgegaan door een prachtig introverte uitvoering van Liszts symfonisch gedicht La Notte brengt het RPhO een weergaloze vertolking van Ravels Daphnis et Chloe, waarin de gebruikelijke poezelige aquareltinten zijn opgehaald tot briljante, in felle streken neergezette kleuren met een ongelooflijke scherptediepte en zeggingskracht - het klinkende bewijs dat de slagzin 'extase en verstilling' wat Gergjev en zijn keurtroepen aan gaat geen loze leus is.


© Frits van der Waa 2006