Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11-04-1998, Pagina 11, KUNST, recensie

Reisopera gunt Janáceks personages alle aandacht

Kátja Kabanová, van Leos Janácek, door de Nationale Reisopera o.l.v. Niksa Bareza en Erik Vos. 9 april, Lucent Danstheater, Den Haag. Herhaling: Rotterdam (11/4), Amsterdam (14 en 16/4), Leeuwarden (22/4), Den Bosch (26/4), Utrecht (28/4), Eindhoven (1/5) en Arnhem (3/5).

Het lijkt wel of de Nationale Reisopera het met opzet zo heeft gearrangeerd dat Janáceks opera Katjá Kabanová juist in de maand wordt opgevoerd waarin de Nederlandse Opera Wozzeck van Alban Berg herneemt. De twee opera's zijn bijna elkaars pendant. Ze stammen uit dezelfde tijd, ze zijn extreem bondig, ze rekenen op een radicale manier af met clichés, en ze gaan allebei over een enkeling die ten onder gaat aan de harteloosheid van zijn omgeving.

Er is verschil. Wozzeck is het werk van een genie; Kátja het werk van een meester. Bij Berg krijgt het conflict tussen het individu en zijn omgeving met een chirurgische precisie gestalte; bij Janácek voert het innerlijk conflict van zijn heldin de boventoon, zozeer dat haar uiteindelijke zelfmoord evengoed toegeschreven kan worden aan een aangeboren doodsdrift als aan de druk van de omstandigheden. Het maakt de opera er niet minder navrant om.

Met dikwijls niet meer dan een handvol noten weet Janácek de verschillende personages messcherp te karakteriseren. De gevoelens van Katjá die, bekneld tussen een tirannieke schoonmoeder en een slapjanus van een echtgenoot, al vóór haar buitenechtelijk uitstapje verscheurd wordt door smart en schuldbesef, vinden hun weerslag in een tuimel van muziek die van het ene op het andere moment van kleur verschiet. De rol van Katjá wordt op grootse wijze vertolkt door Miranda van Kralingen, die in vele registers laat horen dat ze zich grondig verdiept heeft in haar personage.

Met een merendeels Nederlandse cast bewijst de Nationale Reisopera eens te meer dat er ook binnen de landsgrenzen heel wat operatalent rondloopt. Lucia Meeuwsen is geknipt voor de rol van de boze schoonmoeder, Marcel Reijans is buitengewoon innemend als Kudrjas - een belofte voor de toekomst - en Kor-Jan Dusseljee komt, ook in de bescheiden rol van de slappe echtgenoot, tot fraaie prestaties. De Belg Piet Vansichen (de rabauw Dikoj) bast als de beste, en de Amerikaan Richard Brunner geeft Van Kralingen voortreffelijk partij.

De opera wordt gedirigeerd door de Kroaat Niksa Bareza. Weer zo'n slimme keus van de Reisopera: Bareza heeft het vak geleerd heeft bij Milan Sachs, die nog met Janácek zelf gewerkt heeft. Het Orkest van het Oosten deed de kleurtekening, een essentieel aspect van Janáceks muziek, alle eer aan, maar kwam de turbulente passages niet geheel ongeschonden door.

Erik Vos, wiens naam als toneelregisseur geen toelichting behoeft, bedient zich in deze Katjá Kabanová van een minimum aan middelen. Er is één decor, een in zwart-witte strepen en grijstonen uitgevoerd achterdoek van Tom Schenk. De attributen blijven beperkt tot wat stoelen en een met vuilniszakkenplastic ingepakt huisje, dat op gezette tijden op en neer wordt getakeld - met welke bedoeling wordt niet volledig duidelijk - en bij de dramatische climax in vlammen opgaat.

Door die soberheid richt Vos alle aandacht op de handelingen van de personages zelf, wat mede dankzij de acteervermogens van deze zangers-equipe tot een absorberende interactie met Janáceks inkervende muziek leidt. Met deze Katjá Kabanová heeft de Reisopera andermaal bewezen zich te kunnen meten met zijn grote kapitaalkrachtige broer in het Amsterdamse Muziektheater.


© Frits van der Waa 2006