Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 05-12-1998, Pagina 11, KUNST, recensie

Vivaldi van zijn spannendste kant

Vivaldi, Bach en Händel, door The English Baroque Soloists en The Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner. 2 December, Concertgebouw, Amsterdam.

Het optreden van John Eliot Gardiner en zijn muzikale keurtroepen in de serie Wereldberoemde Barokorkesten van het Concertgebouw was verbluffend. Niet zozeer door het peil van de uitvoering, al was dat zeer hoog, maar door het besef dat hier werk klonk van twee 22-jarige componisten, plus een van dertig. Hedendaagse componisten van die leeftijd zijn veelal het stadium van piepkuiken nog niet te boven. Maar goed, Bach en Händel waren dan ook geen normale piepkuikens.

Gardiner verplaatste zijn gehoor met dit programma naar de jaren 1707 en 1708, waarin Händel zijn Dixit Dominus en Bach zijn cantate Christ lag in Todesbanden componeerde. Ook het Gloria van Vivaldi, de nestor van het drietal, stamt uit 1708 - waarlijk een grand cru-jaar voor de muziek.

Händel en Vivaldi tonen zich in deze geestelijke composities van hun meest avontuurlijke kant. Er is geen spoor van het routinewerk waarop deze meesters soms te betrappen zijn. Vivaldi's Gloria bevat naast lieflijke solopartijen en ingetogen koorzang enige verrassende harmonische aardverschuivingen, en Händel geeft in de afwisseling van felle dramatiek en verstilde schoonheid van zijn Dixit Dominus al overtuigend blijk van zijn inventiviteit en gevoel voor theater.

Maar het meest indringende werk van dit programma was toch de cantate Christ lag in Todesbanden, die zelfs binnen het hoogwaardige oeuvre van Bach een uitschieter genoemd mag worden. Alle zeven delen van het werk zijn gebaseerd op een enkele koraalmelodie, die niet alleen telkens in lange noten klinkt, maar op alle niveaus van het soms complexe meerstemmige weefsel weerkeert.

De wijze waarop Gardiner en de door hemzelf opgerichte ensembles, The English Baroque Soloists en het Monteverdi Choir, dit werk gestalte gaven was subliem. Het koor, waaruit tevens de solisten naar voren traden, heeft een versmolten, homogeen, en toch uiterst flexibel geluid, dat naadloos aansluit bij de kernachtige, maar transparante klank van het orkest.

Anders dan in veel andere uitvoeringen, waarin de dragende koraalmelodie prominent naar voren wordt gebracht, liet Gardiner de lange noten organisch opbloeien uit de omringende stemmen, waardoor de eenheid van het werk in een des te fascinerender licht kwam te staan. Het contrast met Händels extraverte Dixit Dominus, waarin Gardiner het onderste uit de kan haalde, was enorm - bijna of er een ander gezelschap op het podium zat. Niettemin steunden de vele bonte schakeringen op dezelfde fundamenten: een hecht samenspel en een superieur inzicht in de muzikale materie.


© Frits van der Waa 2006