Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 16-01-1999, Pagina 9, KUNST, recensie

Chailly toont zijn hart voor Schönberg

Brahms en Schönberg, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. 14 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 17, 27 en 28 januari. Radio 4: 17 januari, 14.15 uur.

Schönberg beschouwde Brahms als een progressieve, vernieuwende componist. Ongetwijfeld herkende hij zijn eigen exploratiedrift in Brahms' behoefte zijn materiaal het uiterste aan mogelijkheden te ontfutselen. Het is waarschijnlijk juist deze karaktertrek - een cerebrale inventiviteit die meer dan eens tot overladen muziek leidt - die het werk van beide componisten voor sommige luisteraars ontoegankelijk, zo niet onverteerbaar maakt.

De combinatie van Schönberg en Brahms in één programma, enkele jaren terug nog een trouvaille, is inmiddels zo dikwijls herhaald, dat ze een beetje sleets begint te worden. Zo serveert het Concertgebouworkest dezer dagen een dikke dubbele Brahms-boterham, met daartussen een plakje Schönberg. Het is een gepeperd beleg: met de Fünf Orchesterstücke, op.16 uit 1909 betrad Schönberg voor het eerst het domein van wat later bekend is geworden als 'atonale' muziek. Veertig jaar later nam de componist zijn partituur nog eens onder handen, en het is deze versie, die zich voornamelijk onderscheidt door een gereduceerde kopersectie, die nu bij het Concertgebouworkest op de lessenaars staat.

Riccardo Chailly is onder de all-round-dirigenten een van de weinigen die waarlijk hart heeft voor de muziek van deze eeuw. Zijn lucide interpretatie van de Orchesterstücke is daarvan het zoveelste bewijs. Als een edelsmid drijft, slijpt en vijlt hij Schönbergs noten tot een flonkerend, caleidoscopisch geheel, waarin niet alleen de motivische structuur, maar ook de dragende kracht van de klankkleur glashelder naar voren komt.

Of het nu gaat om de uitzinnig oplaaiende climax in het eerste, de behoedzame timbre-verglijdingen in het derde, of de dansante, veelstemmige weefsels in het vijfde deel, alles is vervuld van een indringende dramatiek, en toch volkomen in evenwicht. Helaas is Schönberg zelfs na negentig jaar in de oren van sommige toehoorders nog altijd iets om ongegeneerd doorheen te hoesten.

De uitvoeringen van de Tweede Symfonie en het Vioolconcert zijn vooralsnog beduidend minder gedenkwaardig. Violist Vadim Repin imponeert met zijn gedistingeerde souplesse en zijn opvallend krachtige toon, gedragen door het verende, donzige orkestbedje dat Chailly voor hem uitspreidt, maar het geheel is toch van een ietwat saaie deugdzaamheid.

Ook in de Tweede Symfonie overheerst degelijkheid. Chailly boetseert vaardig met licht en kleur, maar waar Brahms licht- en kleurloos is valt er voor hem niet veel aan te redden. In de climaxen zweept hij het orkest op tot een soort turbo-toestand, met een overmaat aan paukgeroffel. Dat is een weinig aangename, ja zelfs een weinig muzikale sensatie.


© Frits van der Waa 2006