Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 05-07-1999, Pagina 7, Kunst, Recensie

Virtuose kamermuziek van een 17-de-eeuwse Willie Wortel

Werk van Biber, door het Combattimento Consort o.l.v. Jan Willem de Vriend. 2 juli, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 9 december, 20.00 uur.

Heinrich Ignaz Franz Biber - of Von Biber, zoals hij zich na zijn verheffing in de adelstand mocht noemen - was de Willie Wortel van de zeventiende-eeuwse muziek. In een tijd dat de sonate nog uitgevonden moest worden, experimenteerde hij naar hartenlust met de vorm en wist telkens weer nieuwe, verrassende oplossingen te vinden

Hij was ook de Paganini van zijn tijd. Dat klinkt door in de uiterst virtuoze vioolpartijen die in vrijwel al zijn composities voorkomen. Biber was een van de eersten die gebruik maakten van scordatura: het verstemmen van één of meer snaren om zo de mogelijkheden van het instrument te verruimen.

Jan Willem de Vriend, de aanvoerder van het Combattimento Consort, is een groot bewonderaar van Biber, wiens werk dan ook geregeld terugkeert in de programma's van het ensemble. Ditmaal heeft De Vriend besloten een hele avond aan zijn idool te wijden. De korte reeks concerten met de integrale uitvoering van de twaalf Sonatae tam aris quam aulis servientes uit 1676 werd vrijdag besloten in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. In de loop van dit jaar zal het werk ook op cd verschijnen.

Zoals de titel van het werk aangeeft, achtte Biber deze sonates 'zowel geschikt voor de kerk als voor het hof'. De dubbele functie van zijn werkgever, de Prins-Aartsbisschop van Salzburg, zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Maar eerlijk gezegd is deze muziek veel te werelds voor gebruik in de kerk. Biber schudt geregeld vrolijke dansjes uit zijn mouw, en zelfs de naar het contemplatieve neigende passages hebben altijd nog een opera-achtige dramatiek.

In de bevlogen uitvoering van het Combattimento Consort krijgen Bibers sonates allereerst het karakter van sublieme kamermuziek. De muziek is vijf- tot achtstemmig, en alle partijen zijn solistisch bezet, uiteraard met uitzondering van de continuo-groep, die de overige stemmen voorziet van een even solide als weelderig fundament.

Anders dan later gebruikelijk werd zijn deze sonates ééndelig, maar ze vertonen wel verschillende onderdelen. Ze zijn ook bondig, met een gemiddelde lengte van een minuut of zeven. De verweving van de partijen is buitengewoon kunstig en fantasierijk: de stemmen buitelen over elkaar in fuga's, echo's, canons en andere imitatiespelletjes, komen dan weer tot een innige versmelting, om dan prompt weer los te breken in een nog monterder kruisvuur van noten.

En elke sonate herbergt nieuwe surprises. Behalve twee violen, drie altviolen en de continuo-groep (cello, contrabas, theorbe en klavierinstrumenten) zijn er twee baroktrompetten in het spel, die in het openings- en het slotdeel van de cyclus uitbundige fanfares laten horen, maar ook elders een duit in het zakje mogen doen, zoals in de overrompelende zevende sonate, waar ze een fantastisch duel uitvechten met de twee violen, over steeds hetzelfde basschema, dat pas aan het slot op een even enerverende manier uit zijn kringloop breekt. Want Biber is ook de meester van het onverwachte einde - zeg maar de Roald Dahl van de barokmuziek.


© Frits van der Waa 2006