Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23-10-1999, Pagina 9, Kunst,

Bagatelle houdt muziektheoretici middag lang bezig

ROTTERDAM

'Er zit een element van subjectiviteit in', erkent Bruce Coates. De overhead-projector toont een netwerk van kleurige lijnen dat de interactie tussen vijf improviserende musici beschrijft. Eén minuut uit een collectieve improvisatie door een van Derek Baileys ad hoc-ensembles, gevangen in een soort muzikaal sociogram, dat de maker uren gekost moet hebben.

Honderdveertig theoretici van diverse pluimage en origine hebben zich verzameld in het Rotterdamse Conservatorium, waar tot en met zondag de Vierde Europese Muziekanalyse Conferentie wordt gehouden. De conferentie is een onderdeel van de eerste Rotterdamse Muziekbiënnale, een initiatief van het conservatorium. 'De bedoeling is om mensen uit verschillende disciplines bij elkaar te brengen', zegt Biënnale-directeur Hans Verbugt. 'Musici en theoretici, studenten en volleerde muzikanten, mensen uit de jazz en uit de klassieke hoek.'

De deelnemers aan de analyseconferentie vormen een gemêleerd gezelschap. Het reikt van gesoigneerde heren op leeftijd via een minderheid jonge en oude dames tot types met piercings, allen verbonden door hun liefde voor de muziektheorie.

Het is een vak waar sommige muzikanten een broertje dood aan hebben. Desondanks maken begrippen als 'C groot', 'vierkwartsmaat', ja zelfs 'mars' of 'reggae', deel uit van de onontbeerlijke theoretische bagage die elke musicus in zijn rugzakje heeft zitten. De dingen moeten nu eenmaal een naam hebben. En uiteindelijk stoelt iedere vertolking op een soort van analyse, al is die nog zo gevoelsmatig en intuïtief.

Voor de analytici is dat niet genoeg. Ze zijn de Pluizers van de muziek. Ze ontleden, tellen, quantificeren, vergelijken, en brengen aldus de anatomie van de muziek in kaart, op zoek naar de ziel die ze - en dat weten ze zelf ook - nooit zullen vinden.

De methodes zijn menigvuldig. Elektronische muziek kun je niet te lijf met begrippen uit de traditionele muziektheorie. Bovendien bestaan er van zulke muziek geen partituren. Dat geldt ook voor de jazz, maar die muziek is nog in noten neer te schrijven. Dat kan heel verhelderend zijn.

Zo laat Hazel Leach in haar transcriptie van de geïmproviseerde solo's in uit Miles Davis' Milestones uit 1958 zien hoe totaal verschillend de muzikale vingerafdrukken van Cannonball Adderley, John Coltrane en Davis zelf zijn.

In een ander vertrek buigt een subdivisie van het gezelschap zich een middag lang over de Bagatellen op. 126 van Beethoven, zes minuscule, maar alle kanten uit vliegende stukjes. De centrale vraag luidt: Is het zomaar een verzameling losse invallen, of juist een coherent geheel? Er is verband, dat is zeker, maar zit hem dat in de noten zelf, of in de persoonlijkheid van de componist? Sommige sprekers brengen haast poëtische begrippen als 'muzikale ruimte' en 'temporele plasticiteit' in het geweer. Anderen toetsen de theorie aan de praktijk.

Dat alles levert uiteraard geen eenduidig antwoord op. Maar ook het inzicht dat een muziekstuk voor meer dan één uitleg vatbaar is, is per saldo een waardevolle uitkomst.


© Frits van der Waa 2006