Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 01-12-1999, Pagina 11, Kunst, Recensie

Eötvös laat Drie Zusters zingen met mannenstem

Tri Sestri, van Peter Eötvös, door de Nationale Reisopera o.l.v. Nicksa Bareza, Jonathan Stockhammer en Stanlislas Nordey. 29 november, Stadsschouwburg, Utrecht. Tournee.

Masja, Irina en Olga zijn opgegroeid in Moskou, maar wonen al tien jaar in een Russische provincieplaats, waar ze hun leven slijten met kniezen en gekeuvel. Dat is het gegeven van Anton Tsjechovs toneelstuk Drie zusters, dat nu, bijna honderd jaar later, door de van origine Hongaarse componist Peter Eötvös tot een opera is bewerkt.

Eötvös (55) geniet in Nederland vooral bekendheid als dirigent van hedendaagse muziek, maar hij is ook een vooraanstaand componist met een sterk ontwikkeld theaterinstinct. Dat is goed te zien en te horen in zijn Tri sestri, dat maandag zijn Nederlandse première beleefde bij de Nationale Reisopera.

Eötvös heeft Tsjechovs toneelstuk niet rechttoe-rechtaan op muziek gezet, maar geabstraheerd. Hij vertelt het verhaal drie keer, telkens met een andere hoofdpersoon, waardoor de chronologische tijd als het ware opgeheven wordt en overgaat in muzikale tijd. Bovendien heft hij ook het vertrouwde verschil tussen de seksen op: de drie zusters en hun schoonzusje Natasja worden gezongen door countertenoren, en de oude min Anfisa zelfs door een bas.

De gestileerde regie van Stanislas Nordey sluit nauw aan bij deze benadering. Het toneelbeeld is kaal en donker. De dertien zangers, allen in het wit gekleed, zijn voortdurend aanwezig, en treden waar nodig naar voren om hun zegje te doen. De interactie tussen de personages is summier, maar daarom niet minder expressief: één enkel handgebaar is in deze context een veelzeggende gebeurtenis.

Daarmee wordt de muziek de dragende kracht van de voorstelling. Ook hierin hanteert Eötvös een ongebruikelijke, maar uiterst geraffineerde werkwijze. In de bak zetelt een achttienkoppig ensemble, dat als het ware het instrumentaal complement van de protagonisten vormt.

Achterop het toneel, verborgen achter een scherm dat pas in het derde bedrijf omhoog gaat, zit de rest van het Radio Symfonie Orkest, met een eigen dirigent. Zo weeft Eötvös voor- en achtergrond dooreen, en kan hij zich orkestrale erupties veroorloven zonder dat de kamermuzikale intimiteit verloren gaat.

De muziek is nu eens illustratief, dan weer evocatief. Het hysterische gekwek van Natasja (fenomenaal gezongen door Gary Boyce) en het dronkemansgelal van dokter Tsjeboetykin (Julius Best) worden onderstreept met kopergekwetter en orkestrale oprispingen.

Daarentegen zijn de klaaglijke lijnen van de drie zusters (David Cordier, Lawrence Zazzo, en Oleg Ryabets) ingebed in een stroom van verdroomde klanken. Overigens benut Eötvös alle mogelijkheden van de menselijke stem, van gesproken woord via Sprechgesang tot lyrische aria's. In de tweede akte culmineert dat in een tienstemmig 'madrigaal', waarin al deze verschillende uitdrukkingsmogelijkheden op briljante wijze gecombineerd zijn.

Met Tri Sestri heeft Eötvös de ziel van Tsjechovs toneelstuk in klank weten te vatten. Het enige bezwaar van zijn benadering is dat de tekst wel heel ver uitgekleed is, zodat je eigenlijk het origineel moet kennen om te begrijpen wat er schuil gaat onder het ogenschijnlijk terloopse gebabbel.


© Frits van der Waa 2006