Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 13-12-1999, Pagina 11, Kunst, Recensie

Geen fluitstukjes, maar klinkend beton

Nederlandse Muziekdagen 1999: concerten in Muziekcentrum Vredenburg en de Domkerk, Utrecht.

Een denkbeeldige toerist die, geïnteresseerd in het muzikale equivalent van bollenvelden en windmolens, verzeild zou zijn geraakt bij de Nederlandse Muziekdagen, moet een eigenaardige indruk hebben gekregen van het componeren hier te lande. Geen fluitstukjes van Jacob van Eijck, geen Zuiderzee-rapsodieën, geen lieve liedjes, nee, zelfs geen neo-spirituele cross over-muziek, maar klinkende tegenhangers van Maasvlakte en Hoogovens: stukken van beton en graniet, vuur en staal, extreem en principieel. Dat is de voorkeur van programmeur Jan van Vlijmen.

Wat moet een onvoorbereide luisteraar wel niet denken van stukken als Jan van de Puttes Terra, waarin het orgel van de Domkerk bestookt wordt door twee slagwerkers en van binnenuit tot vreemde kwarttonen wordt bewogen, en dat ten slotte besluit met het versterkte geluid van een ademend persoon? Of van het monolithische Te Deum van Alphons Diepenbrock, het enige 19de-eeuwse werk van het programma, waarin de kwarttonen door toedoen van vier in ijltempo zakkende solisten ook niet van de lucht waren, en het Groot Omroepkoor een portie decibels leverde die een betere zaak waardig was? Of van de beklemmende uitvoering van Peter Schats To you uit 1972, dat in Vredenburg dichtgekit klonk?

Van Vlijmens programma's waren fraai gecomponeerd, maar zowel door hun inhoud als hun lengte veeleisend. Het lichtste onderdeel was een kamermuziekprogramma door het Schönberg Kwartet en Het Trio, die zich tot een septet verenigden in Robin de Raaffs nieuwe werk Ennea's Domein. Het is een speels en transparant stuk, waarvan de drie delen verbonden worden door een grappig, naar beneden duikelend motiefje. Het strijkkwartet Called back van Willem Boogman, eveneens een première, is al een stuk hermetischer: flitsende ontwikkelingen stollen op den duur in vreemde tijd-rekkingen.

Het concert door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Gennadi Rosdjestvenski trok een bijna volle zaal. Van meet af aan hield Rosdjestvenski musici en publiek op het puntje van hun stoel, met zijn schijnbaar achteloze, met visuele kwinkslagen doorspekte dirigeerstijl. Zijn interpretatie van Debussy's Six épigraphes antiques in de orkestratie van Rudolf Escher was betoverend: het was goed te horen dat Rosdjestvenski zelf het als een buitenkans beschouwde dit voor piano quatre-mains gecomponeerde werk te mogen dirigeren.

Nog sterker was zijn vertolking van Matthijs Vermeulens Vierde Symfonie 'Les Victoires' uit 1940/41. Sinds zijn kennismaking met Vermeulens muziek, tijdens het Holland Festival van 1997, is Rosdjestvenski een enthousiast voorvechter van de componist. Zijn lezing van de Vierde, die een vrijwel onophoudelijke aaneenschakeling van strijdbare marsmuziek is, was superieur. De veelheid aan melodische lijnen, die tonale aantrekkingskracht en maatstrepen negeren, bleef zelfs in de zaal van Vredenburg doorschijnend, en straalde levensmoed uit in plaats van de agressie die in andere vertolkingen meestal bepalend is.

Minstens zo gedenkwaardig was het slotconcert, waarin dirigent Peter Eötvös het Radio Kamer Orkest, Cappella Amsterdam en solisten leidde in twee concertante opera-uitvoeringen. Theo Loevendie's kameropera Gassir, the Hero uit 1990 blijft een aardig stuk, maar valt in het niet naast Ton de Leeuws Antigone. Deze opera heeft met zijn statisch karakter en zijn door twee koren gezongen nevenrollen meer van een oratorium. De bijdrage van de Chileense sopraan Graciela Araya als Antigone was indringend, maar de kracht van het werk ligt allereerst in de wijze waarop De Leeuw met een minimum aan melodische gegevens een maximum aan variatie bereikt.

De volgende aflevering van de Nederlandse Muziekdagen, die pas in 2001 plaatsvindt, wordt geprogrammeerd door musicoloog Leo Samama en dirigent Lucas Vis.


© Frits van der Waa 2006