Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 21-06-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Chef Kurt Masur bedwingt monster van Leningrad

Goebajdoelina en Sjostakovitsj, door het New York Philharmonic o.l.v. Kurt Masur. 19 juni, Concertgebouw, Amsterdam.

De Zevende van Dmitri Sjostakovitsj, ook wel bekend als de 'Leningrad'-symfonie, is een monster. De componist schreef het werk in 1941, tijdens de belegering en evacuatie van Leningrad. Het stuk is jarenlang beschouwd als een typisch voorbeeld van de 'sociaal-realistische' muziek die de Sovjet-autoriteiten van hun toondichters verlangden. In de loop van vijf kwartier krijgen oorlogsdreiging, troebelen, droefenis, strijd en overwinning breedvoerig en dikwijls bombastisch gestalte.

Maar volgens Sjostakovitsj-duider Ian MacDonald, die op grond van de postuum verschenen (en daarmee omstreden) memoires van de componist diens hele oeuvre opnieuw doorlichtte, trekt Sjostakovitsj hier een lange neus tegen de apparatsjiks. Onder zijn propagandistische dekmantel zou de Zevende allerlei muzikale codes en verwijzingen bevatten, waaruit de goede verstaander zou moeten opmaken dat de vijand niet Nazi-Duitsland was, maar juist het Sovjet-regime, in casu Stalin zelf.

Deze theorie maakt de Zevende een stuk interessanter, maar daarom niet minder monsterlijk. Want waar ligt het onderscheid tussen ironisch-banaal en banaal-banaal? En hoe bepaal je de inhoud van een hol vat?

Hoe het ook zij, het werk oogstte maandag in het Concertgebouw een stormachtig applaus. Dat gold dan allereerst de topprestaties van het New York Philharmonic en zijn chef Kurt Masur.

Het komt niet vaak voor dat een buitenlands orkest het Concertgebouworkest naar de kroon steekt. Het New York Philharmonic is natuurlijk een van de beste orkesten ter wereld, maar de wijze waarop het zijn heel eigen geluid voegde naar de verraderlijke akoestiek van de Amsterdamse Grote Zaal, voortdurend een kernachtige, uitgebalanceerde klank behield, en de verste uiteinden van het dynamische spectrum exploreerde zonder aan helderheid in te boeten was ongeëvenaard.

Masur, een door de wol geverfd orkestmenner, bedwong het Leningrad-monster ogenschijnlijk moeiteloos. Hij is een meester waar het gaat om het mengen van kleuren en het boetseren van gestroomlijnde spanningsbogen. Maar hij kon het uit zijn krachten gegroeide werk uiteraard niet beter maken dan het is.

Cynthia Phelps en Rebecca Young waren de solisten in Twee wegen voor twee altviolen en orkest, dat de Russische Sofia Goebajdoelina speciaal voor de New Yorkers componeerde. Het is een gevoelvol werk, waarin de solisten en het orkest vooral om-en-om spelen. Enkele prangende climaxen ten spijt is het stemmenweefsel zo ver uitgedund dat je je kunt afvragen waar de verstilling ophoudt en de kaalslag begint.


© Frits van der Waa 2006