Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 21-11-2000, Pagina 11, Kunst, Recensie

Dirigent met distinctie en distantie

Debussy en Berlioz, door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Jean Fournet. 19 november, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 7/12, 20.02 uur.

Het trapje naar het podium neemt hij niet meer zo vlot, maar dat is dan ook het enige waaraan is te zien dat voor Jean Fournet (87) de jaren klimmen. Vijftig jaar geleden stond hij voor het eerst voor het Radio Filharmonisch Orkest, waarvan hij achttien jaar lang chef-dirigent was.

In de Hilversumse archieven liggen honderden opnames van door hem gedirigeerde composities: veel Franse muziek, maar ook flink wat Nederlandse werken. Een selectie daaruit verschijnt begin december als een achtdelige cd-box, waarvan Fournet zondagavond, na afloop van zijn jubileumconcert, het eerste exemplaar heeft gekregen.

'Jean Fournet dirigeert nooit in de trant van 'Kijk eens wat ik kan met deze muziek',' zegt Edo de Waart, ooit Fournets assistent en nu zelf chef van het RFO. 'Het gaat bij hem om de muziek zelf.' En het jubileumconcert is daarvan het klinkende bewijs. Voor een zeer aandachtig gehoor leidde Fournet 'zijn' Radio Filharmonisch Orkest in Debussy's La boîte à joujoux en Berlioz' Symphonie fantastique, repertoire dat hem na aan het hart ligt.

Fournet is inderdaad geen dirigent die epateert of etaleert. Uit zijn benadering spreekt zowel distinctie als distantie, eigenschappen die men zou kunnen aanzien voor een gebrek aan persoonlijkheid, ware het niet dat hij zo diep in het wezen van de muziek weet door te dringen.

In Debussy's ietwat losbladige kinderballet plaatste hij fijngepenseelde kleuren tegenover volle, krachtige koperpassages en hield hij de musici van het RFO met zijn bedaarde, vloeiende slag op het puntje van hun stoel. Eenzelfde elegantie kenmerkte zijn vertolking van Berlioz' Symphonie fantastique, maar tegelijkertijd kreeg ook het hartenbloed waarmee dit werk geschreven is het volle pond.

In de roerige passages handhaafde hij een subliem evenwicht, liet in het idyllische derde deel pizzicati op kousenvoetjes rondtrippelen, doseerde de roesverwekkende accelerandi even beheerst als enerverend, en hield tijdens de groteske heksensabbat waarin het werk uitmondt, de verstrengeling van muzikale chimaera's, doodsklokken en verzengende koperklanken met imponerend gezag uit elkaar - dienstbaar, en toch soeverein.


© Frits van der Waa 2006