Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 30-11-2000, Pagina 10, Kunst, Recensie

De Appel speelt Bach in museum Den Haag

De botten van Bach, van Hubert Fermin door Toneelgroep De Appel. Regie: Saskia Mees. Muziek: Carl Beukman. Spel: Herman Naber. 24 november, Gemeentemuseum, Den Haag, daar t/m 23/12.

In een gaanderij boven de hal van het Haagse Gemeentemuseum waart een gebogen, bebrilde gedaante rond, gehuld in een veel te grote jas. Het is Brachvogel, pedel van de universiteit van Leipzig en protagonist van De botten van Bach, een stuk voor deze locatie geschreven door Hubert Fermin. De voorstelling sluit aan bij de expositie Bach Schatten, die voor aanvang van de voorstelling te bezichtigen is. Dit alles in het kader van de 250ste sterfdag van de grote componist.

Brachvogel, gespeeld door Herman Naber, leeft in het jaar 1898. Het is een hatelijke, iezegrimmige man, die worstelt met de last van het verleden die de stad Leipzig voor hem vertegenwoordigt. Goethe, Luther, Bach, grote namen, grote scheppingen - Brachvogel wordt er nerveus van. In de kamer achter hem, heet het, ligt Bachs gebeente tentoongesteld. Daar bevindt zich ook, vertelt Brachvogel, een man met een contrabas, die al uren staat te kijken naar de stoffelijke resten. Brachvogel gesticuleert, oreert, spuwt gal, en salueert voor het beeld van Bismarck (dat na de voorstelling dat van Berlage blijkt te zijn). Van tijd tot tijd wordt hij onderbroken door een muziekje dat uit de open deur schalt, de ene keer iets vocaals, de andere keer elektronisch, maar toch steeds met een Bach-achtige tongval. De muziek, gecomponeerd door bassist Carl Beukman, fungeert in dit monodrama als intermezzo en als deus ex machina: als Brachvogel bijna aan het eind van zijn spraakwater is, verschijnen er drie meisjes die Erbarme dich zingen, waarna de man met de bas (Beukman zelf) verschijnt en de monoloog muzikaal overneemt.

Het is geen gek idee om juist in een museum een voorstelling te maken over de last die de geschiedenis op een plek kan leggen. Helaas blijft auteur Fermin steken in een nogal snoeverig etaleren van zijn eigen eruditie en bekwaamheid in het schrijven van lange, ritmische zinnen. Zo heeft ook het spel van Naber, wiens mimiek gezien de bescheiden ruimte overdreven nadrukkelijk is, meer van een demonstratie van acteertechnieken dan van het vormgeven aan een karakter. De enige die is doorgedrongen tot de kern van dit stuk is decorontwerper Aidan Radier. De fabelachtige aanblik van zijn geheel uit oude boeken vervaardigde meubilair maakt een gang naar het Gemeentemuseum, ook buiten de voorstellingsuren, alleszins de moeite waard.


© Frits van der Waa 2006