Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 02-12-2000, Pagina 9, Kunst,

Echte vuurwerk komt van de pioniers

AMSTERDAM

Elektronische muziek op Terza Prattica

Terza Prattica: muziek onder stroom. Felix Meritis, Amsterdam. T/m 3 december.

Vanaf het moment dat Thomas Alva Edison de fonograaf uitvond, zat het erin, maar na de Tweede Wereldoorlog, toen opgenomen geluid ook manipuleerbaar werd, kwam er een muzikale revolutie op gang die er toe heeft geleid dat het overgrote deel van de muziek die wij tot ons nemen in wezen elektronische muziek is. Dat geldt niet alleen voor house of hiphop, maar evengoed voor opnamen van klassieke symfonieën en cantates die veelal met de digitale schaar en lijmpot uit vele takes in elkaar zijn gezet.

Ook voor het componeren heeft deze ontwikkeling grote, zij het niet wereldschokkende gevolgen gehad. Vanaf de jaren vijftig konden componisten zonder tussenkomst van notenschrift of instrumenten hun ideeën in klank omzetten. Hoewel tape-muziek tot nu toe een nevengeschikte rol heeft gespeeld is dat een cruciale stap.

Vandaar ook dat het festival voor elektronische muziek, dat donderdag in Amsterdam begon, getooid gaat met de titel Terza prattica: een referentie aan de muzikale ommekeer die zich omstreeks 1600 voltrok, waarbij de oude vocale meerstemmigheid (de prima prattica) het veld moest ruimen voor de seconda prattica waarin de solostem en de instrumentale muziek vooropstonden.

De scheiding was overigens niet absoluut. Zo kwam het dat tijdens de eerste twee concerten in Felix Meritis ook menigmaal levende muzikanten op het podium plaatsnamen. Zo opende het feest - welhaast symbolisch - met Omaggio à Kurtag van Luigi Nono, waarin de ijle klanken van een zangeres en drie musici worden afgetapt en zo geleidelijk losgeweekt van hun oorsprong.

Terza Prattica, dat nog tot zondag voortwoedt, bevat voornamelijk recente composities, maar de eerste dag klonk ook een aantal werken van pioniers van het genre. Die oudjes hebben natuurlijk hun kwaliteit bewezen, maar toch was het wat teleurstellend te horen hoe weinig de huidige generatie daaraan weet toe te voegen.

Misschien komt het doordat de apparatuur zoveel minder weerstand oproept dat veel componisten blijven steken in voortkabbelende composities waaraan ondanks de veelal panoramische uitwerking nauwelijks kop of staart valt te bekennen. Een van de beste tape-stukken van dit type was Thrill van de Duitse componist Ludger Brümmer, dat rijke klankkleuren paart aan een scherp gedoseerde dramatische ontwikkeling.

Zeer onderhoudend was Jackdaw, waarin de in Denemarken werkende Amerikaan Wayne Siegel computerklanken, het gekras van een tamme kauw en de basklarinet van Harry Sparnaay heeft samengesmeed tot een swingend geheel met een minimalistische inslag. Maar door de beperking tot de traditionele tonaliteit is de 'bevrijding van de klank' waarvan een componist als Edgard Varèse ooit droomde hier ver te zoeken.

Nee, het echte vuurwerk kwam van voortrekker Gottfried Michael Koenig (74), van wiens Klangfiguren II uit 1955-56 Kees Tazelaar een nieuwe, digitale versie heeft vervaardigd, aan de hand van het nauwgezette werkplan van de componist. De nieuwe Klangfiguren II klinken briljant en helder, maar belangrijker is dat dit stuk, met al zijn utopische klankidealen, nog altijd een stuk met een organische structuur is, waarin evenveel te ontdekken valt als in een fuga van Bach. Daar kan de jongere garde een voorbeeld aan nemen.

Even indrukwekkend was Porte ouverte sur ville, een betrekkelijk recent werk van Luc Ferrari (71), waarin de musici van The Barton Workshop een half uur lang hun krachten maten met een fascinerende band-partij. Ferrari's instrumentale muziekjes zijn niet zeer markant - maar de manier waarop hij ze laat versmelten met zijn hoorspel-achtige elektronica is dat wel. En de vele flarden radiomuziek die hij in zijn montage verwerkt bewijzen dat hij zich terdege bewust is van de verregaande invloed die de 'terza prattica' op ons dagelijks leven heeft.


© Frits van der Waa 2006